ECLI:NL:RVS:2020:2972

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
202006237/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielaanvraag van vreemdeling tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 15 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 juli 2020 niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had in een tussenuitspraak op 30 september 2020 de staatssecretaris opgedragen om een gebrek in het besluit te herstellen, maar de staatssecretaris weigerde dit. Vervolgens verklaarde de rechtbank op 16 november 2020 het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen. Hiertegen stelde de staatssecretaris hoger beroep in en verzocht hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet verplicht zou zijn om een nieuw besluit te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de argumenten van beide partijen, het voorlopig niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank in stand zou blijven. Daarom besloot hij om de overdrachtstermijn op te schorten, met ingang van de dag na de bekendmaking van de uitspraak. Tevens werd bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Steendijk, in tegenwoordigheid van mr. E.L.N. Bakker, griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202006237/2/V3.
Datum uitspraak: 15 december 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 30 september 2020 en haar uitspraak van 16 november 2020, beiden in zaak nr. NL20.14518 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juli 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij tussenuitspraak van 30 september 2020 heeft de rechtbank de staatssecretaris opgedragen om een in die uitspraak geconstateerd gebrek aan dat besluit te herstellen.
Bij brief van 22 oktober 2020 heeft de staatssecretaris de rechtbank laten weten geen uitvoering te geven aan de tussenuitspraak.
Bij uitspraak van 16 november 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening. Dit betekent dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort met ingang van de dag na bekendmaking van deze uitspraak.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.L.N. Bakker, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Bakker
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2020
347-906.