ECLI:NL:RVS:2020:2843
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 2 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 13 mei 2020 niet in behandeling is genomen. De rechtbank had in een tussenuitspraak van 17 september 2020 de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek aan het besluit te herstellen, maar de staatssecretaris heeft hiervan geen gebruik gemaakt. In de uitspraak van 22 oktober 2020 heeft de rechtbank het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom heeft hij besloten een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de staatssecretaris niet verplicht is om een nieuw besluit te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is vastgesteld door mr. D.A. Verburg, met mr. M.W. Schippers als griffier.