ECLI:NL:RVS:2020:2794
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring
Op 25 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een zaak betreffende vreemdelingenbewaring. De vreemdeling was op 10 augustus 2020 in vreemdelingenbewaring gesteld. Hiertegen had de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 26 augustus 2020 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling ging in hoger beroep en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
In de uitspraak van 25 november 2020 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat er inmiddels op het hoger beroep van de vreemdeling was beslist. Hierdoor was er geen aanleiding meer om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling werd afgewezen en de staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Meijer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, die als griffier optrad. De voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, maar de griffier heeft dit wel gedaan. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op dezelfde datum.