ECLI:NL:RVS:2020:2791

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
202006212/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

Op 21 september 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 18 november 2020 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 november 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling zijn in overweging genomen, maar de voorzieningenrechter heeft besloten geen voorlopige voorziening te treffen.

Het verzoek van de vreemdeling is afgewezen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 november 2020, waarbij mr. A.W.M. Bijloos als voorzieningenrechter en mr. M.W. Schippers als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202006212/2/V3.
Datum uitspraak: 24 november 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 18 november 2020 in zaak nr. NL20.17225 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 september 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 november 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.    Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Schippers
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2020
765.