ECLI:NL:RVS:2020:2752

Raad van State

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
201907625/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep huurtoeslag herziening en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 september 2019, waarin het bezwaar van [appellante] tegen de herziening van haar huurtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk werd verklaard. De Belastingdienst/Toeslagen had op 21 september en 21 november 2017 het voorschot huurtoeslag over 2017 herzien, waarbij volgens [appellante] ten onrechte het voorschot over maart 2017 over het hoofd was gezien. Na het indienen van bezwaar op 21 mei 2018, werd dit bezwaar door de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.

In hoger beroep voerde [appellante] aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was en dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenveroordeling had uitgesproken. De Raad van State oordeelde dat [appellante] inmiddels de gewenste huurtoeslag had ontvangen, waardoor het belang bij de beoordeling van de herziening van het besluit van 21 november 2017 was komen te vervallen. Echter, de Raad van State oordeelde dat de rechtbank de Belastingdienst/Toeslagen had moeten veroordelen in de proceskosten, aangezien het beroep van [appellante] gegrond was verklaard.

De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de proceskostenvergoeding betrof en veroordeelde de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van de proceskosten van [appellante] tot een bedrag van € 1.575,00, alsook het griffierecht van € 128,00. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 november 2020.

Uitspraak

201907625/1/A2.
Datum uitspraak: 18 november 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 september 2019 in zaak nr. 18/2660 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 21 september 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag over 2017 voor [appellante] herzien.
Bij besluit van 21 november 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag over 2017 voor [appellante] wederom herzien.
Bij besluit van 10 juli 2018 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] tegen deze twee besluiten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 4 september 2019 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 10 juli 2018 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen hiervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellante] heeft in 2017 voorschotten huurtoeslag ontvangen. Zij is in maart 2017 verhuisd. Het voorschot huurtoeslag is bij de besluiten van 21 september 2017 en 21 november 2017 herzien. Volgens [appellante] is hierbij ten onrechte het voorschot over maart 2017 over het hoofd gezien. Daarom heeft zij op 21 mei 2018 tegen deze twee besluiten bezwaar gemaakt.
2.    De Belastingdienst/Toeslagen heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De dienst heeft in het besluit op bezwaar ook opgemerkt dat het bezwaar mede wordt gezien als een verzoek om de huurtoeslag over 2017 te herzien. De Belastingdienst/Toeslagen zal hierover een nieuw besluit nemen en dit aan [appellante] sturen.
3.    Bij besluit van 10 augustus 2018 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming huurtoeslag over 2017 definitief vastgesteld. [appellante] heeft te weinig huurtoeslag ontvangen en krijgt alsnog € 179,00.
Aangevallen uitspraak
4.    De rechtbank heeft, zij het met een andere motivering dan de Belastingdienst/Toeslagen, geoordeeld dat de dienst het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarom heeft zij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 10 juli 2018 in stand gelaten. Omdat het bezwaar niet-ontvankelijk is en er geen heroverweging van de eerdere besluiten heeft plaatsgevonden ziet de rechtbank geen aanleiding de kosten van bezwaar te vergoeden.
Hoger beroep en beoordeling
5.    [appellante] voert aan dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Volgens haar is het voorschotbesluit van 21 november 2017 onduidelijk. Pas na nadere bestudering is gebleken dat de herberekening in dit besluit onjuist was. Daarbij komt dat uiteindelijk is komen vast te staan dat [appellante] te weinig huurtoeslag heeft ontvangen, de Belastingdienst/Toeslagen dus een fout heeft gemaakt en daarop door [appellante] terecht is gewezen. Daarom kan de termijnoverschrijding niet aan haar worden tegengeworpen. Ook heeft de rechtbank volgens [appellante] ten onrechte geen proceskostenveroordeling uitgesproken.
6.    Zoals in rechtsoverweging 3 is vermeld, heeft de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming huurtoeslag over 2017 definitief vastgesteld en heeft [appellante] alsnog de gewenste huurtoeslag over maart 2017 ontvangen. [appellante] heeft er daarom geen belang meer bij dat wordt beoordeeld of het besluit van 21 november 2017 juist was. Wel heeft zij belang bij beoordeling van de uitspraak van de rechtbank voor zover die gaat over het achterwege laten van een proceskostenveroordeling.
7.    Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In deze procedure over voorschotten huurtoeslag 2017 is geen sprake van het herroepen van een besluit. Daarom heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Dit betoog faalt.
8.    Omdat de rechtbank het beroep van [appellante] gegrond heeft verklaard en het bestreden besluit heeft vernietigd, had zij de Belastingdienst/Toeslagen moeten veroordelen in de proceskosten in verband met het indienen van het beroepschrift. Er is geen aanleiding hierop een uitzondering te maken.
Dit betoog slaagt.
Slotsom
9.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank heeft nagelaten de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen tot vergoeding van bij [appellante] in verband met het indienen van het beroepschrift opgekomen proceskosten. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de Belastingdienst/Toeslagen veroordelen tot vergoeding van die proceskosten. De aangevallen uitspraak dient voor het overige, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
10.    De Belastingdienst/Toeslagen dient op na te melden wijze tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep van [appellante] gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 september 2019 in zaak nr. 18/2660, voor zover de rechtbank heeft nagelaten de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen tot vergoeding van bij [appellante] opgekomen proceskosten;
III.    bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, voor het overige;
IV.    veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.575,00 (zegge: vijftienhonderdvijfenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V.    gelast dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 128,00 (zegge: honderdachtentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2020
85.