202002961/1/R3.
Datum uitspraak: 18 november 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Staphorst,
2. [appellant sub 2], wonend te Staphorst,
en
de raad van de gemeente Staphorst,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, part. herziening Kastanjelaan 6a1" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2020, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.J. van den Berg, zijn verschenen. Ter zitting is [bouwbedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigden], gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het terrein aan de Kastanjelaan 6a1 in Staphorst ligt braak. De bedrijfsbebouwing die zich op het perceel bevond is gesloopt. Ter plaatse van de voormalige bedrijfswoning is een nieuwe woning gebouwd. [bouwbedrijf] wil binnen het plangebied 38 woningen bouwen. Het gaat om 6 vrijstaande, 12 twee-onder-een-kap en 20 aaneengebouwde woningen. Daarnaast wordt de bedrijfswoning omgezet naar een reguliere woning. Het bestemmingsplan is vastgesteld om deze ontwikkelingen mogelijk te maken.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen beiden aan de Kastanjelaan, [appellant sub 1] tegenover het plangebied en [appellant sub 2] ter hoogte van de kruising met de Westerstouwe. Zij kunnen zich niet verenigen met het plan vanwege de gevolgen van de woningbouw en de verkeersontsluiting voor hun woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Te laat ingediende beroepsgrond
3. [appellant sub 2] betoogt dat ten onrechte geen burgerparticipatie zoals vastgelegd in de handleiding "Efficiënte Procesinrichting Omgevingsrecht Staphorst" heeft plaatsgevonden.
3.1. Ingevolge artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Dit betekent dat alle beroepsgronden in het beroepschrift dienen te worden opgenomen en dat na afloop van de beroepstermijn geen nieuwe gronden meer kunnen worden ingediend.
De Afdeling stelt vast dat [appellant sub 2] deze beroepsgrond niet in zijn beroepschrift, maar in een nader stuk naar voren heeft gebracht. Het betoog betreft een nieuwe beroepsgrond omdat [appellant sub 2] niet eerder gronden heeft aangevoerd over de procedure van de totstandkoming van het bestemmingsplan. Het nader stuk is na afloop van de termijn voor het instellen van beroep bij de Afdeling ingediend. Dit betekent dat deze grond ingevolge artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing gelaten moet worden.
Rooilijn
4. [appellant sub 1] betoogt dat de vijf woningen die direct aan de Kastanjelaan gebouwd mogen worden ten onrechte ruim voor de rooilijn zijn voorzien. De huidige bewoners van de Kastanjelaan moesten zich bij de bouw van hun woningen wel aan de rooilijn houden. De raad meet met twee maten nu de rooilijn in dit plan niet wordt aangehouden. Een deel van de voorziene woningen staat met een derde of meer van het bouwoppervlak voor de rooilijn. Dat betekent dat deze woningen vijf meter dichter bij de weg komen te staan dan de al bestaande woningen. Volgens [appellant sub 1] doet dit afbreuk aan het aanzicht van de Kastanjelaan en vormt het een inbreuk op het woongenot van omwonenden.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de rooilijn in het vorige bestemmingsplan "Buitengebied" niet is vastgesteld. Voor zover er een rooilijn kan worden vastgesteld op basis van de ligging van de bestaande bebouwing, hangt deze samen met het gebruik van de gronden ten dienste van de bestemming "Bedrijf". Het bestreden plan maakt de bouw van woningen hier mogelijk. Aan de Kastanjelaan zijn verschillende bestaande woningen en differentiatie in rooilijn is langs de gehele Kastanjelaan aanwezig. De vijf woningen die in het plan aan de Kastanjelaan zijn opgenomen dienen op of binnen vijf meter van de aangegeven rooilijn gerealiseerd te worden. Hiermee wordt voldoende afstand tot de rijbaan van de Kastanjelaan behouden om een landelijk karakter in stand te houden. Ook zal de laanbeplanting grotendeels behouden blijven. De situering van de bebouwing is stedenbouwkundig verantwoord, aldus de raad.
4.2. Artikel 6.2.1 van de planregels luidt:
"Voor gebouwen gelden de volgende regels:
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
[…]
d. de voorgevel van een hoofdgebouw dient op of maximaal 5 meter achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de voorgevel van een hoofdgebouw in of achter de aangegeven gevellijn wordt gebouwd;"
4.3. Uit de verbeelding in combinatie gelezen met artikel 6.2.1, onder a, van de planregels blijkt dat de nieuwe woningen op ongeveer 10 m afstand van de Kastanjelaan gebouwd mogen worden. De Afdeling stelt vast dat in de huidige situatie binnen het plangebied één woning staat. De voorgevel van deze woning ligt op 15 m afstand van de Kastanjelaan. Wat de al aanwezige woningen in de omgeving van het plangebied betreft, kent de voorgevelrooilijn ter plaatse van de Kastanjelaan geen regelmatig verloop. De afstand tussen deze woningen en de Kastanjelaan varieert in de huidige situatie tussen de 10 en 18 m. De woning tegenover het plangebied staat ook op ongeveer 10 m van de Kastanjelaan. Het plan vormt daarom geen doorbreking van het aanwezige straatbeeld. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich daarom in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan met een afstand van 10 m tussen de Kastanjelaan en de aan die weg voorziene woningen in dit opzicht geen onaanvaardbare gevolgen voor de omgeving heeft.
Het betoog faalt.
Verkeer
5. [appellant sub 1] betoogt dat niet alle nieuwbouwwoningen op de Kastanjelaan kunnen ontsluiten, omdat de Kastanjelaan te smal is om het veel grotere aantal verkeersbewegingen op te vangen. Hij betwijfelt of wordt voldaan aan de CROW normen omdat het grasbeton ook als verharding is meegerekend, en niet alleen het geasfalteerde deel van de weg. [appellant sub 1] betoogt dat de ontsluiting op een andere manier geregeld moet worden, bijvoorbeeld via de Berggiersweg.
[appellant sub 2] betoogt dat de gekozen ontsluiting tot verkeersonveilige situaties zal leiden. De raad hanteert onjuiste verkeersgegevens in de ‘uitwerking verkeersaspecten’, door te stellen dat er slechts incidenteel een vrachtwagen over de Kastanjelaan/Westertouwe rijdt. De gegevens in het verkeersmodel kloppen volgens [appellant sub 2] niet. De raad heeft daarbij onvoldoende rekening gehouden met de verkeersbewegingen van [bedrijven]. Daarnaast betoogt [appellant sub 2] dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de veiligheid van fietsers en wandelaars op de Kastanjelaan. Op de Kastanjelaan wordt regelmatig te hard gereden en in het donker is het zicht beperkt. [appellant sub 2] betoogt daarom dat de Kastanjelaan anders ingericht moet worden om de veiligheid te garanderen, bijvoorbeeld door de aanleg van drempels.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de algemene stelregel op een erftoegangsweg met een maximale snelheid van 30 km/u is dat de veiligheid en leefbaarheid in het geding komen als de etmaalintensiteiten hoger zijn dan 5.000 tot 6.000 motorvoertuigen per etmaal. De raad heeft deze algemene stelregel niet gehanteerd, maar gaat uit van een lagere bovengrens van 1.500 tot 2.000 motorvoertuigen per etmaal. De geprognosticeerde etmaalintensiteiten voor de Berggiersweg, Kastanjelaan en Westerstouwe blijven ruim onder deze grens.
Er zijn volgens de raad geen redenen om aan te nemen dat twee ontsluitingswegen leiden tot onveilige situaties. De doorstroming wordt juist bevorderd in het plangebied.
De raad acht het acceptabel dat een vrachtwagen en personenauto hun snelheid moeten verlagen als zij elkaar willen passeren, gelet op de relatief lage verkeersintensiteiten en het gegeven dat het aantal vrachtwagenbewegingen als gevolg van het vertrek van het sloopbedrijf minder is geworden. De raad stelt onder verwijzing naar de CROW dat een maatgevende personenauto 1,83 m breed is en de maximumbreedte van een vrachtauto 2,6 m is. Als zij rustig rijden en een onderlinge afstand van 25 centimeter aanhouden, kunnen zij elkaar veilig passeren. De hiervoor benodigde ruimte is 4,68 m. De Kastanjelaan is op de smalste delen, inclusief bermverharding, 4,7 m breed. Een vrachtwagen en personenauto kunnen elkaar passeren, indien zij daarvoor hun snelheid verlagen.
5.2. In de uitwerking van de verkeersaspecten staat dat een maximum van 6.000 mvt/etm een globale verkeerskundige stelregel is bij erftoegangswegen. In het handboek wegontwerp 2013 van de CROW is een tabel opgenomen over de maximale intensiteiten ter voorkoming van bermschade. Voor een verhardingsbreedte tussen de 4 en 5 m geldt een maximale etmaalintensiteit van 1.000 tot 1.400 motorvoertuigen. De raad stelt dat de Kastanjelaan 4,7 m breed is inclusief grasbetonblokken, dat ook onder verharding valt. De Afdeling acht dit niet onjuist. De grens van 1.000 tot 1.400 motorvoertuigen is gebaseerd op 60 km/u-wegen en de Kastanjelaan is een 30 km/u-weg, waardoor de kans op bermschade kleiner is. Toch kan gelet hierop, en het feit dat langs de wegen in het plangebied geen trottoir aanwezig is, mede vanuit het oogpunt van de veiligheid, volgens de raad wel verondersteld worden dat een bovengrens van 6.000 motorvoertuigen per etmaal voor een weg als de Kastanjelaan aan de hoge kant is. Daarom vindt de raad een bovengrens van 1.500 tot 2.000 motorvoertuigen geschikt voor de Kastanjelaan. Dit acht de Afdeling niet onredelijk.
De huidige verkeersintensiteiten in het gebied zijn globaal in beeld gebracht aan de hand van het verkeersmodel van de gemeente Staphorst (2016). De huidige etmaalintensiteit is vastgesteld op 500 mvt/etm. Wat [appellant sub 2] heeft aangevoerd over de toepassing van dit verkeersmodel bevat geen aanknopingspunten dat de in het model ingevoerde gegevens onjuist zijn. Om de verwachte verkeersintensiteiten vast te stellen heeft de raad aansluiting gezocht bij de CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. De verkeersgeneratie van de ontwikkeling is ingeschat op ongeveer 300 verkeersbewegingen per dag. Omdat er kanttekeningen geplaatst zijn bij de huidige verkeersgeneratie van de locatie, is bij wijze van gevoeligheidsanalyse het huidige gebruik niet in mindering gebracht ten opzichte van het toekomstige gebruik. Dit levert een etmaalintensiteit van 800 mvt/etm op aan de Kastanjelaan. Dit is ruim onder de bovengrens van 1.500 tot 2.000 mvt/etm. De Afdeling volgt de raad daarom in zijn standpunt dat de voorziene ontwikkeling en daarbij behorende ontsluitingswegen niet zullen leiden tot verkeersonveilige situaties. De raad hoefde daarom niet naar een alternatieve ontsluiting via de Berggiersweg te kijken. Dat automobilisten soms moeten uitwijken voor een vrachtwagen maakt dit niet anders. Dit is in de huidige situatie ook het geval en de verkeersintensiteiten nemen niet dusdanig toe dat dit de verkeersveiligheid in gevaar brengt. Hierbij betrekt de Afdeling dat ter zitting is vastgesteld dat de Kastanjelaan geen onderdeel vormt van een route waar vrachtwagens in de regel gebruik van maken.
De Afdeling volgt het betoog van [appellant sub 2] dat de raad de veiligheid van fietsers en wandelaars op de Kastanjelaan niet bij de beoordeling heeft betrokken niet. De raad heeft vanwege de inrichting van de weg, waaronder het ontbreken van een trottoir, gekozen om een lagere bovengrens van motorvoertuigen per etmaal te hanteren en beoordeeld dat het aantal verkeersbewegingen niet tot onveilige situaties zal leiden. Daarnaast wordt de inrichting van een weg, zoals de aanleg van drempels, niet in het bestemmingsplan geregeld. Dat er op de Kastanjelaan te hard wordt gereden is een kwestie van handhaving die in deze procedure niet aan de orde is. Dit valt hiermee buiten de reikwijdte van het bestreden besluit.
De betogen falen.
Woonbehoefte
6. [appellant sub 2] betoogt dat het risico bestaat dat het plan niet voorziet in de woonbehoefte van de gemeente Staphorst maar in die van de gemeente Meppel. Dit blijkt volgens hem uit het rapport ‘Behoefte aan wonen plan Kastanjelaan’ van Atrivé van 10 november 2017 en de naar voren gebrachte zienswijze van de gemeente Meppel. De gemeente Staphorst weigert ten onrechte om dit risico uit te sluiten door middel van het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst met de ontwikkelaar. Daarnaast voldoet de gemeente niet aan de inspanningsverplichting om afstemmingsoverleg te voeren met betrokken gemeenten en provincies. De gemeente heeft zelf aangegeven met de andere partijen in overleg te willen treden, waarmee zij de plicht voor zichzelf gecreëerd heeft dit ook te doen.
Het lijkt erop dat een ander motief ten grondslag ligt aan de vaststelling van het plan dan het voorzien in de woonbehoefte van de gemeente Staphorst, namelijk economische motieven. De raad heeft volgens [appellant sub 2] onvoldoende gemotiveerd dat dit niet het geval is.
6.1. De raad stelt dat uit het onderzoek naar de woonbehoefte van Atrivé blijkt dat het bestemmingsplan voor een deel in de woonbehoefte binnen de gemeente Staphorst voorziet.
6.2. De Afdeling stelt vast dat in het onderzoek van Atrivé is geconcludeerd dat het plan voorziet in een actuele behoefte. Volgens het rapport uit 2017 was er behoefte aan 80 woningen in de gemeente Staphorst en in de geactualiseerde versie van december 2019, die ten grondslag is gelegd aan het plan, aan 244 woningen. In deze versie staat dat de behoefte is toegenomen door een afname in harde plancapaciteit. Daarnaast is geconcludeerd dat de voorziene ontwikkeling ook kwalitatief gezien goed aansluit bij de behoefte in de gemeente Staphorst. De Afdeling ziet in wat [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van de conclusies van het onderzoek van Atrivé. Gelet op de uitkomst van het onderzoek heeft de raad zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene ontwikkeling voorziet in een actuele woonbehoefte in de gemeente Staphorst. De woonbehoefte binnen de gemeente Meppel, wat daar ook van zij, doet niets af aan deze actuele woonbehoefte van de gemeente Staphorst. Daarnaast kan het plan niet regelen wie er in het plangebied mag wonen.
Uit de door de gemeente Meppel naar voren gebrachte zienswijze blijkt dat meer afstemmingsoverleggen hebben plaatsgevonden tussen de gemeenten Staphorst, Meppel, Steenwijkerland en de provincies Drenthe en Overijssel over de woningbouwprogrammering en dat is afgesproken dat beide gemeenten elkaar de ruimte laten voor zover het past binnen de regionale woonvisie en woonafspraken. De provincie Overijssel heeft in de bestemmingsplanprocedure opgemerkt geen beletsel te zien voor het verdere vervolg van de procedure. Gelet hierop bestaat er geen aanleiding voor de conclusie dat het besluit tot vaststelling van het plan onzorgvuldig tot stand is gekomen doordat de raad niet nader in overleg is gegaan.
Aangezien het plan voorziet in een actuele woonbehoefte is niet gebleken dat de raad het plan alleen vanwege economische motieven heeft vastgesteld.
Het betoog faalt.
Verdichting
7. [appellant sub 2] betoogt dat de nieuw te bouwen woningen niet in de omgeving passen. De voorziene woningen leiden tot een onevenredige verdichting van het gebied terwijl de gemeente heeft aangegeven dat het niet wenselijk is om een woonwijk te laten ontstaan met een verdichte wijze van bebouwing. De voorziene woningtypen sluiten niet aan bij de bestaande woningen aan de Kastanjelaan, Berggiersweg en de Westerstouwe. Met name de rijtjeswoningen en de daarbij behorende kleinere kavels doorbreken het bestaande patroon van bebouwing. Dit gaat ten koste van het bestaande karakter van de omgeving. Volgens [appellant sub 2] had de raad met kleine, betaalbare twee-onder-een-kapwoningen in de behoefte aan starterswoningen kunnen voorzien.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat er al geruime tijd ontwikkelingen rondom de Kastanjelaan plaatsvinden die erop gericht zijn diversiteit in het woningaanbod te creëren, zoals in de woonwijk Berggierslanden. Dat is ook aan de Kastanjelaan het beoogde doel.
Het aannemings/sloopbedrijf dat voorheen binnen het plangebied was gevestigd had grote impact op de omgeving. De voorziene woningbouw wordt omgeven met een groene rand, en daardoor zal de impact op de omgeving juist geringer zijn dan eventuele overlast van een bedrijf dat binnen de bestaande bedrijfsbestemming gerealiseerd had kunnen worden.
Daarnaast sluiten de voorgestelde woningtypen aan op de mix van woningen die al in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Enerzijds aan de Tuinweg, anderzijds aan de Mensinge/Laarwoud/de Klencke.
7.2. Artikel 6.4.2, van de planregels luidt:
"Voorwaardelijke verplichting - inrichtingsplan
a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen Inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
[…]"
Artikel 6.4.3, luidt:
"Voorwaardelijke verplichting - beeldkwaliteitsplan
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning wordt slechts verleend indien is aangetoond dat aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan wordt voldaan."
7.3. De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verschillende woningtypen passend zijn in de omgeving. Hierbij betrekt de Afdeling dat voorheen een sloop/aannemingsbedrijf op het perceel was gevestigd met bedrijfsbebouwing, waardoor het gebied al een andere uitstraling had dan de woningen aan de Kastanjelaan. Bovendien bevinden zich in woonwijken in de omgeving van de Kastanjelaan al verschillende woningtypen. Daarnaast worden direct aan de Kastanjelaan vrijstaande woningen voorzien, wat aansluit op de overige woningen aan de Kastanjelaan. De twee-onder-een-kap en rijtjeswoningen komen achter de vrijstaande woningen. Om de woningen heen wordt in groen voorzien, wat is vastgelegd in het inrichtingsplan en het beeldkwaliteitsplan en als voorwaardelijke verplichting is voorgeschreven in de artikelen 6.4.2 en 6.4.3 van de planregels. De invloed op de omgeving wordt hiermee beperkt.
Het betoog faalt.
Vervoer risicovolle stoffen
8. [appellant sub 2] betoogt dat de raad bij de beoordeling van de externe veiligheid ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het vervoer van risicovolle stoffen van en naar [bedrijf]. Hij vindt dit gevaarlijk voor de toekomstige bewoners van de nieuwe wijk.
8.1. Artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:
"De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."
Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
8.2. Voor wat [appellant sub 2] heeft aangevoerd over het vervoer van risicovolle stoffen geldt dat artikel 8:69a van de Awb eraan in de weg staat dat het bestreden besluit hierom wordt vernietigd. Gelet op dit artikel kan [appellant sub 2] niet opkomen voor het belang van de toekomstige bewoners bij een goed woon- en leefklimaat. Het belang van [appellant sub 2] is gericht op de bescherming van zijn eigen woon- en leefklimaat. De Afdeling zal deze beroepsgrond daarom niet inhoudelijk bespreken.
Watertoets
9. [appellant sub 2] betoogt dat de afvoer van hemelwater en afvalwater niet goed is geregeld.
Afvalwater wordt geloosd op het gemengde rioolstelsel van de gemeente Meppel aan de Westerstouwe. Uit het watertoetsdocument blijkt dat de capaciteit van het huidige rioolstelsel in de omgeving een aandachtspunt vormt. De raad heeft aangegeven dat de gemeente Staphorst, in samenspraak met de gemeente Meppel, het afvalwater van de voorziene woningen van maximaal 1,8 m3/uur mag lozen in het riool in de Westerstouwe. Documentatie van enig overleg is echter nergens te vinden en er zijn nu al veelvuldig problemen met deze riolering, aldus [appellant sub 2].
Het waterschap adviseert om de woningen tenminste 30 cm boven straatpeil te realiseren om wateroverlast en grondwateroverlast te voorkomen. [appellant sub 2] vreest wateroverlast voor bestaande woningen. De gemeente dient op voorhand maatregelen te nemen om (eventueel) wateroverlast te voorkomen.
9.1. De raad stelt dat de verharding in het plangebied met dit bestemmingsplan afneemt. Het hemelwater wordt via een regenwaterriool afgevoerd naar een te graven retentie/waterberging met een inhoud van ongeveer 185 m3 in de naastliggende weide ten noorden van het plangebied. Wanneer de retentie/waterberging vol is zal het regenwater via het RWA-stelsel overstorten op de bestaande watergang aan de zuidkant. In samenspraak met de gemeente Meppel wordt het afvalwater van het plan van maximaal 1,8 m3/uur geloosd op het gemengde rioolstelsel van gemeente Meppel.
9.2. Aan de gronden aan de noordzijde van het plangebied is de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap" en de functieaanduiding "Waterberging" toegekend.
Artikel 3.1, van de planregels luidt:
"De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
[…]
c. waterberging, ter plaatse van de functieaanduiding 'waterberging'."
9.3. In paragraaf 6.2 van de plantoelichting staat hoe de afvoer van hemelwater en afvalwater wordt geregeld. Het waterschap Drents Overijsselse Delta is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Het waterschap heeft een watertoetsdocument ingestuurd. In dit document wordt geadviseerd om het watersysteem te vertragen door het vasthouden of bergen van water binnen het plangebied, ondanks dat het verharde oppervlak niet toeneemt. Dit met het oog op klimaatverandering. Het plan voorziet hierin door de toegekende functieaanduiding "Waterberging" in combinatie met artikel 3.1, van de planregels. Wanneer de retentie/waterberging vol is zal het regenwater via het RWA-stelsel overstorten op de bestaande watergang aan de zuidkant.
Er bestaat op voorhand geen reden om aan te nemen dat de riolering het afvalwater niet kan verwerken.
Uit het watertoetsdocument blijkt niet dat wateroverlast voor bestaande woningen zal ontstaan. Wat betreft het betoog dat de raad op voorhand maatregelen tegen eventuele overlast had moeten nemen, overweegt de Afdeling dat hoe de waterhuishouding binnen het plangebied feitelijk wordt vorm gegeven een uitvoeringskwestie is die in deze procedure niet aan de orde is.
Hetgeen is aangevoerd biedt geen aanleiding voor het oordeel dat het plan wat het aspect water betreft tekort schiet.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2020
270-944.