ECLI:NL:RVS:2020:2718

Raad van State

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
202006033/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 3 maart 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 2 juli 2020 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, op 11 november 2020 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat er een nieuw besluit op het bezwaar moet worden genomen. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter verzocht om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Hij heeft daarbij aangevoerd dat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening op 13 november 2020 verstrijkt. De vreemdeling heeft verzocht om een termijn voor het indienen van een inhoudelijke reactie op het verzoek van de staatssecretaris.

De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van beide partijen, besloten om een voorlopige voorziening te treffen. De vreemdeling krijgt de gelegenheid om een inhoudelijke reactie in te dienen, waarna de voorzieningenrechter verder zal beslissen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de werking van de uitspraak van de rechtbank wordt opgeschort totdat er een uitspraak is gedaan op het verzoek van de staatssecretaris.

Uitspraak

202006033/2/V3.
Datum uitspraak: 13 november 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 11 november 2020 in zaak nr. 20/5327 in het geding tussen:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 2 juli 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 november 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Wat betreft het spoedeisend belang heeft de staatssecretaris zich daarbij op het standpunt gesteld dat de overdrachtstermijn, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180), op 13 november 2020 verloopt. De vreemdeling was niet in de gelegenheid om op korte termijn op het verzoek van de staatssecretaris te reageren en heeft de Afdeling verzocht haar een termijn te geven voor het indienen van een inhoudelijke reactie.
2.    Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening te treffen. De vreemdeling zal een termijn krijgen voor het indienen van een inhoudelijke reactie. Daarna zal de voorzieningenrechter op het resterende deel van het verzoek beslissen.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de werking van de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 11 november 2020 in zaak nr. 20/5327, wordt opgeschort zolang geen uitspraak is gedaan op het verzoek van de staatssecretaris.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Schippers
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2020
873.