ECLI:NL:RVS:2020:2658

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
202004427/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Klooster van Rilland

Op 5 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], en de raad van de gemeente Reimerswaal. Het verzoek volgde op het besluit van de raad van 23 juni 2020, waarbij het bestemmingsplan "Klooster van Rilland" werd vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de huisvesting van arbeidsmigranten in het klooster van Rilland uit te breiden van 200 naar 300 plaatsen. Verzoekers vrezen dat deze uitbreiding niet in verhouding staat tot het aantal inwoners van Rilland en dat het de cultuurhistorische en natuurwaarden van het klooster en de omgeving aantast. Ze stellen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen.

Tijdens de zitting op 27 oktober 2020, waar verzoekers werden bijgestaan door hun advocaat mr. C. Lubben, heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De raad werd vertegenwoordigd door drs. C.H. van den Dikkenberg en drs. ing. D.J. Steenbergen. Ook Rafaly B.V. was aanwezig als belanghebbende. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Gelet op de afstand van ongeveer 200 meter tussen de woning van verzoekers en het plangebied, en de tussenliggende bebouwing, werd verwacht dat verzoekers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter concludeert dat de gevoelens van betrokkenheid van verzoekers niet voldoende zijn om hen als belanghebbenden te kwalificeren. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 november 2020.

Uitspraak

202004427/2/R1.
Datum uitspraak: 5 november 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Rilland, gemeente Reimerswaal,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Reimerswaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Klooster van Rilland" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.
Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekers] hebben nadere stukken ingediend.
Rafaly B.V. heeft, als belanghebbende, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 oktober 2020, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, advocaat te Zoetermeer, bijgestaan door [gemachtigde A] en de raad, vertegenwoordigd door drs. C.H. van den Dikkenberg en drs. ing. D.J. Steenbergen, zijn verschenen. Tevens is ter zitting Rafaly B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    In het klooster van Rilland aan de hoofdweg 60 in Rilland is op dit moment plaats voor de huisvesting van 200 arbeidsmigranten. Het plan maakt het mogelijk dit uit te breiden naar 300 plaatsen. [verzoekers] vinden dat dit aantal niet in verhouding staat tot het aantal inwoners van Rilland. Zij vrezen bovendien voor een aantasting van de cultuurhistorische waarden van het klooster en van de natuurwaarden in de omgeving. Zij stellen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen.
3.    Het plangebied ligt op een afstand van ongeveer 200 m van de woning van [verzoekers]. Tussen hun woning en het plangebied staan andere woningen. Vast staat ook dat het klooster niet zichtbaar is vanuit de woning van [verzoekers]. Gelet op de afstand van ongeveer 200 m en de tussenliggende bebouwing verwacht de voorzieningenrechter dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat [verzoekers] niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hun beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De omstandigheden dat [verzoekers] onder meer vanwege het markante gebouw in Rilland zijn komen wonen, zij vaak langs het klooster lopen en zich erg betrokken voelen bij de cultuurhistorische waarden en de natuurwaarden van het klooster en de bijbehorende tuin, zijn onvoldoende om te kunnen spreken van een belang dat hen in voldoende mate onderscheidt van de andere inwoners van Rilland. Een louter gevoel van betrokkenheid bij een plan, hoe sterk dat gevoel ook is, is niet voldoende om belanghebbende te kunnen zijn. [verzoekers] hebben ook geen andere omstandigheden aangevoerd waaruit een dergelijke belang blijkt.
4.    Gelet op het voorgaande dient het verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Vreugdenhil-Brock, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2020
603.