ECLI:NL:RVS:2020:2653
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot afwijzing verblijfsvergunning en uitstel van vertrek
Op 4 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen, die eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel hadden ingediend, waren door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 juli 2019 afgewezen. Tevens was hun verzoek om ambtshalve uitstel van vertrek geweigerd. De rechtbank Den Haag had op 6 oktober 2020 het beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep instelden en verzochten om een voorlopige voorziening.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op hun hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden, het noodzakelijk was om een voorlopige voorziening te treffen. Dit was in lijn met eerdere uitspraken van de Afdeling, waaronder een uitspraak van 20 februari 2019.
De voorzieningenrechter besloot dat de vreemdelingen niet mochten worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen. Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 525,00 bedroegen, te wijten aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar gedaan op 4 november 2020.