ECLI:NL:RVS:2020:2578

Raad van State

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
202005462/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 18 september 2020. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, heeft op 9 oktober 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Fonville, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet heeft veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdeling. De rechtbank had moeten erkennen dat de ophouding die aan de maatregel van bewaring voorafging niet rechtmatig was. De enige grief van de vreemdeling slaagt, en het hoger beroep wordt gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot betaling van € 1.575,00 aan proceskosten, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 30 oktober 2020.

Uitspraak

202005462/1/V3.
Datum uitspraak: 30 oktober 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 9 oktober 2020 in zaak nr. NL20.17209 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2020 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 9 oktober 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Fonville, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De rechtbank heeft geoordeeld dat de ophouding die direct aan de maatregel van bewaring voorafging niet rechtmatig was en het beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond verklaard. De vreemdeling klaagt terecht dat de rechtbank in dit geval de staatssecretaris had moeten veroordelen tot het vergoeden van de proceskosten (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 3 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1498).
De enige grief slaagt.
2.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover de rechtbank de staatssecretaris daarin niet heeft veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van het beroep van de vreemdeling. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 9 oktober 2020 in zaak nr. NL20.17209, voor zover de rechtbank de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet heeft veroordeeld tot het vergoeden van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten;
III.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.575,00 (zegge: vijftienhonderdvijfenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2020
595.