ECLI:NL:RVS:2020:2513

Raad van State

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
202005647/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot beëindiging opvang vreemdeling

Op 14 september 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 16 oktober 2020 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om de voorgenomen beëindiging van zijn opvang op 27 oktober 2020 te voorkomen.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan. De rechter heeft vastgesteld dat de noodzakelijke stukken voor de beoordeling van het hoger beroep nog niet waren ontvangen. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de voorgenomen beëindiging van de opvang op 27 oktober 2020 achterwege blijft totdat de stukken zijn ontvangen en er een definitieve beslissing kan worden genomen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgelopen tot € 525,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2020.

Uitspraak

202005647/2/V3.
Datum uitspraak: 26 oktober 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amersfoort, van 16 oktober 2020 in zaak nr. NL20.16902 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 16 oktober 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter, voor zover nu van belang, verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de voorgenomen beëindiging van de opvang op 27 oktober 2020 achterwege blijft. Omdat de voor de beoordeling van het hoger beroep noodzakelijke stukken nog niet zijn ontvangen, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de stukken zijn ontvangen zal de voorzieningenrechter op het resterende deel van het verzoek beslissen.
2.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de voorgenomen beëindiging van de opvang op 27 oktober 2020 achterwege blijft;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Schippers
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2020
873.