ECLI:NL:RVS:2020:2503

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
202005261/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van eerdere uitspraken in vreemdelingenzaken

Op 23 oktober 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van een vreemdeling om herziening van eerdere uitspraken. De vreemdeling had op 18 september 2020 een verzoek ingediend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Dordrecht, om herziening van uitspraken van 27 juli 2020 en 24 augustus 2020. Deze uitspraken betroffen eerdere hoger beroepen die door de Afdeling waren behandeld. De rechtbank heeft het verzoek van de vreemdeling doorgezonden naar de Afdeling, die op basis van de Algemene wet bestuursrecht moest beslissen.

De Afdeling heeft overwogen dat herziening van een onherroepelijke uitspraak mogelijk is op basis van nieuwe feiten of omstandigheden. Echter, de vreemdeling heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding zouden geven tot herziening. Daarom heeft de Afdeling het verzoek afgewezen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2020.

Uitspraak

202005261/1/V3.
Datum uitspraak: 23 oktober 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht) op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om herziening van de uitspraken van de Afdeling van 19 augustus 2020 in zaak nr. 202004288/1/V3 en 11 september 2020 in zaak nr. 202004791/1/V3.
Procesverloop
Bij brief van 18 september 2020 aan de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Dordrecht heeft de vreemdeling de rechtbank verzocht om herziening van de uitspraken van 27 juli 2020 in zaak nr. NL20.13940 en 24 augustus 2020 in zaak nr. NL20.15468.
Bij brief van 28 september 2020 heeft de rechtbank dat verzoek aan de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.    Op de tegen voormelde uitspraken van 27 juli 2020 en 24 augustus 2020 ingestelde hoger beroepen heeft de Afdeling bij uitspraken van 19 augustus 2020 in zaak nr. 202004288/1/V3 en 11 september 2020 in zaak nr. 202004791/1/V3 beslist. De rechtbank heeft het verzoek van de vreemdeling daarom terecht aangemerkt als een verzoek om herziening van de uitspraken van de Afdeling, waarop de Afdeling moet beslissen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4821).
2.    De Afdeling kan onder omstandigheden een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van nieuwe feiten en omstandigheden (artikel 8:119, eerste lid, van de Awb). De vreemdeling heeft zulke feiten of omstandigheden niet aangevoerd.
3.    Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2020
765.