ECLI:NL:RVS:2020:247

Raad van State

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
201905466/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen toekenning uitkering schadefonds geweldsmisdrijven

Op 24 januari 2020 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellante] tegen de beslissing van de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) om haar een uitkering van € 2.500,00 toe te kennen. De CSG had eerder op 23 oktober 2018 deze uitkering verleend, maar het bezwaar van [appellante] tegen deze beslissing werd op 22 januari 2019 ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland had op 3 juni 2019 het beroep van [appellante] tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 24 januari 2020 betoogde [appellante] dat de rechtbank had miskend dat zij recht had op een uitkering in een hogere letselcategorie dan de toegekende letselcategorie 2. [appellante] stelde dat zij op 18 mei 2018 was mishandeld, wat resulteerde in een gecompliceerde breuk in haar rechterbovenarm. Ze gaf aan dat ze inmiddels twee operaties had ondergaan en dat ze veel pijn ervoer, met bovengemiddelde beperkingen in haar dagelijks leven. De medische eindsituatie zou naar verwachting pas eind 2019 worden bereikt, wat zou duiden op langdurige beperkingen.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de CSG bij de beoordeling van aanvragen om uitkeringen uit het schadefonds beleid hanteert, zoals vastgelegd in de Beleidsbundel en de Letsellijst. De Letsellijst maakt onderscheid tussen fysiek en psychisch letsel, en voor een hogere uitkering is een diagnose van een (complexe) psychische stoornis vereist, gesteld door een bevoegde hulpverlener. Dit was in het geval van [appellante] niet aangetoond, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard. De Raad van State merkte op dat [appellante] een aanvullende uitkering kan aanvragen indien de medische situatie wijzigt.

Uitspraak

201905466/1/A2.
Datum uitspraak: 24 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) van 3 juni 2019 in zaak nr. 19/769 in het geding tussen:
[appellante]
en
de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de CSG).
Openbare zitting gehouden op 24 januari 2020 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.A. Minderhoud    lid van de enkelvoudige kamer
mr. R.J.R. Hazen    griffier
Verschenen:
de CSG, vertegenwoordigd door mr. A.S.R. Bisessar-Chigharoe.
====================================
Bij besluit van 23 oktober 2018 heeft de CSG aan [appellante] een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) van € 2.500,00 toegekend.
Bij besluit van 22 januari 2019 heeft de CSG het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 3 juni 2019 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid een schriftelijke uiteenzetting te geven.
Beslissing:
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak. Daartoe overweegt zij het volgende.
In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven is bepaald dat uit het fonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
[appellante] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank heeft miskend dat de CSG haar ten onrechte geen uitkering in een hogere letselcategorie dan letselcategorie 2 heeft toegekend. Zij voert aan dat zij op 18 mei 2018 is mishandeld en daardoor een gecompliceerde breuk in haar rechterbovenarm heeft opgelopen, dat zij inmiddels twee keer is geopereerd, dat zij veel pijn heeft en bovengemiddelde beperkingen in haar dagelijks leven ervaart, dat uit de medische informatie volgt dat de medische eindsituatie naar verwachting niet eerder dan eind 2019 wordt bereikt en dat derhalve voldoende vaststaat dat sprake is van een lange behandeling en langdurige beperkingen in haar dagelijkse bezigheden.
Bij het beoordelen van een aanvraag om een uitkering uit het schadefonds hanteert de CSG beleid. Dit beleid is neergelegd in de Beleidsbundel en de Letsellijst en is te raadplegen op de website van de CSG (www.schadefonds.nl). In de toepasselijke Letsellijst van 1 januari 2019 is een onderscheid gemaakt tussen fysiek letsel en psychisch letsel. [appellante] heeft ter zitting van de rechtbank gewezen op de tabel over psychisch letsel op bladzijde 10 van de Letsellijst. Uit de tabel valt af te leiden dat een uitkering in letselcategorie 3 of letselcategorie 4 wordt toegekend bij lange behandeling en (ernstige) langdurige beperkingen in dagelijkse bezigheden. Volgens de bij de tabel bijbehorende toelichting is daarvoor echter wel vereist dat sprake is van een (complexe) psychische stoornis en dat deze diagnose is gesteld door een daartoe bevoegde hulpverlener met een BIG-registratie of NIP-kenmerk. Aan die eis is in dit geval niet voldaan. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen. Dit betekent dat het betoog faalt en dat het hoger beroep ongegrond is.
Dat neemt overigens niet weg dat, zoals in de schriftelijke uiteenzetting van de CSG is uiteengezet, [appellante] een aanvraag om een aanvullende uitkering kan indienen, indien op grond van de medische eindsituatie blijkt dat het letsel ernstiger is dan waarmee de CSG rekening heeft gehouden.
w.g. Minderhoud    w.g. Hazen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
452.