ECLI:NL:RVS:2020:247
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen toekenning uitkering schadefonds geweldsmisdrijven
Op 24 januari 2020 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellante] tegen de beslissing van de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) om haar een uitkering van € 2.500,00 toe te kennen. De CSG had eerder op 23 oktober 2018 deze uitkering verleend, maar het bezwaar van [appellante] tegen deze beslissing werd op 22 januari 2019 ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland had op 3 juni 2019 het beroep van [appellante] tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 24 januari 2020 betoogde [appellante] dat de rechtbank had miskend dat zij recht had op een uitkering in een hogere letselcategorie dan de toegekende letselcategorie 2. [appellante] stelde dat zij op 18 mei 2018 was mishandeld, wat resulteerde in een gecompliceerde breuk in haar rechterbovenarm. Ze gaf aan dat ze inmiddels twee operaties had ondergaan en dat ze veel pijn ervoer, met bovengemiddelde beperkingen in haar dagelijks leven. De medische eindsituatie zou naar verwachting pas eind 2019 worden bereikt, wat zou duiden op langdurige beperkingen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de CSG bij de beoordeling van aanvragen om uitkeringen uit het schadefonds beleid hanteert, zoals vastgelegd in de Beleidsbundel en de Letsellijst. De Letsellijst maakt onderscheid tussen fysiek en psychisch letsel, en voor een hogere uitkering is een diagnose van een (complexe) psychische stoornis vereist, gesteld door een bevoegde hulpverlener. Dit was in het geval van [appellante] niet aangetoond, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard. De Raad van State merkte op dat [appellante] een aanvullende uitkering kan aanvragen indien de medische situatie wijzigt.