ECLI:NL:RVS:2020:2339
Raad van State
- E.J. Daalder
- P. Klein
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek tot beperkte kennisneming van stukken in hoger beroep inzake nationale veiligheid
In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 mei 2020, betreffende zaak nr. 19/7914. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in het kader van dit hoger beroep een verzoek ingediend om te bepalen dat alleen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kennis mag nemen van bepaalde stukken. Dit verzoek is gedaan op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij de minister heeft aangevoerd dat kennisneming van deze stukken door de appellant de nationale veiligheid in gevaar zou kunnen brengen en lopende en toekomstige onderzoeken zou kunnen frustreren.
De Afdeling heeft de door de minister overgelegde stukken beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd is. De Afdeling heeft daarbij een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de appellant om kennis te nemen van de relevante informatie en het belang van de nationale veiligheid. De Afdeling heeft vastgesteld dat het belang van de nationale veiligheid in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de appellant om toegang te krijgen tot de stukken.
Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek van de minister toegewezen, waardoor de appellant geen toegang krijgt tot de betreffende stukken. De beslissing is genomen door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2020.