ECLI:NL:RVS:2020:2295
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 28 februari 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. Op 6 juli 2020 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris laten weten dat hij het besluit van 28 februari 2020 heeft ingetrokken en dat hij opnieuw op de aanvraag van de vreemdeling zal beslissen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een beoordeling van het hoger beroep, aangezien de situatie is gewijzigd door het intrekken van het eerdere besluit.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, aangezien het hoger beroep niet verder in behandeling wordt genomen. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van M.E. van Laar LLM, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 september 2020.