ECLI:NL:RVS:2020:2269
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdelingen tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 23 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, mede voor hun minderjarige kinderen, een verzoek tot voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek volgde op de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 mei 2020. De rechtbank had eerder, op 17 juli 2020, de beroepen van de vreemdelingen gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen nieuwe besluiten te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er een beslissing was genomen op het hoger beroep en de beroepen tegen de nieuwe besluiten van 26 augustus 2020. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de ingediende stukken en de omstandigheden van het geval, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een definitieve uitspraak is gedaan in de hoger beroepsprocedure.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoeken. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 525,00, dat volledig is toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, in tegenwoordigheid van griffier mr. A.M. van Meurs-Heuvel, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2020.