ECLI:NL:RVS:2020:2269

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
202004077/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdelingen tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 23 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, mede voor hun minderjarige kinderen, een verzoek tot voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek volgde op de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 mei 2020. De rechtbank had eerder, op 17 juli 2020, de beroepen van de vreemdelingen gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen nieuwe besluiten te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er een beslissing was genomen op het hoger beroep en de beroepen tegen de nieuwe besluiten van 26 augustus 2020. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de ingediende stukken en de omstandigheden van het geval, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een definitieve uitspraak is gedaan in de hoger beroepsprocedure.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoeken. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 525,00, dat volledig is toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, in tegenwoordigheid van griffier mr. A.M. van Meurs-Heuvel, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2020.

Uitspraak

202004077/2/V3.
Datum uitspraak: 23 september 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken van [de vreemdelingen], mede voor hun minderjarige kinderen, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 17 juli 2020 in zaken nrs. NL20.11430 en NL20.11434 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluiten van 26 mei 2020 heeft de staatssecretaris de aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 17 juli 2020 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris nieuwe besluiten op de aanvragen neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluiten van 26 augustus 2020 heeft de staatssecretaris de aanvragen van de vreemdelingen opnieuw afgewezen.
De rechtbank heeft de door de vreemdelingen ingediende beroepschriften en verzoeken om voorlopige voorziening ter behandeling aan de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep en de beroepen tegen de besluiten van 26 augustus 2020 is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep en de beroepen tegen de besluiten van 26 augustus 2020 is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van de verzoeken opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2020
47-922.