ECLI:NL:RVS:2020:2264
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H.G. Sevenster
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over vertrek vreemdeling uit de Europese Unie
Op 4 juli 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen waarbij de vreemdeling werd opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. Op 4 oktober 2018 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Š. Petković, een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De staatssecretaris en de vreemdeling hebben ook schriftelijke zienswijzen ingediend naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 december 2019 (ECLI:EU:C:2019:1071). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag die in het hogerberoepschrift is opgeworpen, beantwoord in een eerdere uitspraak van 2 september 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2067). Hierin werd vastgesteld dat een verdenking van het plegen van een strafbaar feit voldoende kan zijn voor de beëindiging van het verblijf van de vreemdeling in de vrije termijn, zonder dat vereist is dat de persoonlijke gedragingen van de vreemdeling een actuele en ernstige bedreiging voor de samenleving vormen. De vreemdeling was op heterdaad aangehouden als verdachte van witwassen, wat leidde tot zijn voorlopige hechtenis. De Afdeling heeft geoordeeld dat het hoger beroep gegrond is, de uitspraak van de rechtbank heeft vernietigd en het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.