ECLI:NL:RVS:2020:2256
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot vreemdelingenverblijfsvergunningen
Op 18 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft vreemdelingen 1 en 2, die op 22 september 2017 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben ingediend, welke aanvragen zijn afgewezen. Daarnaast is er een aanvraag van vreemdeling 3, die op 7 juli 2020 is afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft op 20 augustus 2020 de beroepen van vreemdelingen 1 en 2 gegrond verklaard en de besluiten van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Het beroep van vreemdeling 3 werd ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, tot een bedrag van € 525,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 september 2020.