ECLI:NL:RVS:2020:224
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- C.M. Wissels
- H.J.M. Baldinger
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing tot vreemdelingenbewaring en de motivering daarvan
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 5 september 2019. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de maatregel van vreemdelingenbewaring opgeheven en schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad van State heeft op 23 januari 2020 uitspraak gedaan.
De staatssecretaris klaagde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat hij niet voldoende had gemotiveerd waarom hij niet met een lichter middel kon volstaan. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris inderdaad niet had aangetoond dat de aanwezigheid van de familie van de vreemdeling in Frankrijk een reden was om van de maatregel van bewaring af te zien. De vreemdeling had tijdens het gehoor verklaard dat zijn kinderen en ex-vrouw in Frankrijk wonen, maar had niet aangegeven hoe de inbewaringstelling zijn contact met hen zou belemmeren.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 januari 2020.