201908615/1/A2.
Datum uitspraak: 16 september 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] h.o.d.n. [bedrijf], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 november 2019 in zaak nr. 19/590 in het geding tussen:
[appellant]
en
directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 24 december 2018 heeft de RDW de tenaamstelling van het voertuig met kenteken [...] vervallen verklaard, waardoor het kentekenbewijs zijn geldigheid heeft verloren.
Bij besluit van 27 februari 2019 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 november 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juli 2020, waar [appellant], in persoon, en de RDW, vertegenwoordigd door S.E.E. Gout, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] is eigenaar van een aanhangwagen met kenteken [...]. Op het kentekenbewijs staat dat het voertuigidentificatienummer (hierna: VIN) [...] is. Tijdens een politiecontrole heeft de politie geen VIN op het hoofdonderdeel van de aanhangwagen kunnen traceren. Daarom heeft de RDW op 18 oktober 2018 een inspectieonderzoek naar de identiteit van de aanhangwagen ingesteld. In het verslag van dat onderzoek staat dat het ingeslagen VIN ontbreekt en dat het typeplaatje dat bevestigd is aan de aanhangwagen en waar het VIN op staat, verwijderd is geweest.
1.1. De RDW heeft zich onder verwijzing naar voormeld verslag op het standpunt gesteld dat de aanhangwagen niet te identificeren is, waardoor er geen VIN kan worden vastgesteld. Daarom heeft hij bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 24 december 2018 de tenaamstelling van de aanhangwagen vervallen verklaard. In beroep heeft [appellant] onder meer aangevoerd dat op een van de metalen balken van de bak van de aanhangwagen een VIN zou moeten hebben gestaan. De planken en balken van de bak heeft hij echter laten vervangen. Hiervan heeft hij facturen overgelegd. Volgens [appellant] heeft hij onopgemerkt een fout gemaakt.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft overwogen dat vaststaat dat het VIN niet op de daarvoor bestemde plaats op de aanhangwagen is ingeslagen. De RDW heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat door het verwijderen van het VIN de identiteit van het voertuig niet meer kan worden vastgesteld en dat daardoor niet (meer) identificeerbaar is wie de rechtmatige eigenaar daarvan is. De door [appellant] ingediende facturen alsook het aan de aanhangwagen bevestigde typeplaatje maken dit niet anders, temeer nu het typeplaatje blijkens het inspectierapport verwijderd is geweest en daardoor niet kan worden vastgesteld of dit bij het hoofdonderdeel hoort. Dat het VIN onopzettelijk en onbewust en niet door [appellant] zelf is verwijderd, is niet van belang. De RDW heeft dan ook terecht geconstateerd dat de aanhangwagen niet te identificeren is.
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat hieruit volgt dat de RDW [appellant] niet in de gelegenheid heeft hoeven stellen om het ontbreken van het VIN te herstellen. Dit kan volgens de rechtbank immers enkel hersteld worden door herinslag van het VIN, hetgeen slechts door de RDW gedaan kan worden als het hoofdonderdeel te identificeren is. Die situatie doet zich hier niet voor. Gelet op het geldende wettelijke kader oordeelt de rechtbank verder dat de RDW bij zijn besluitvorming geen ruimte voor een belangenafweging op grond van billijkheid of redelijkheid toekomt. Geoordeeld moet dan ook worden dat het bestreden besluit in stand dient te worden gelaten.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Hoger beroep en beoordeling ervan
4. [appellant] heeft aangevoerd dat het lijkt alsof hij totaal niet gehoord is in de rechtszaal. Daarom heeft hij zijn punten nog eenmaal opgenoemd. Hij is eigenaar van de aanhangwagen. Hij heeft opdracht gegeven om de bak van de aanhangwagen te vervangen. Daarvoor heeft hij alle bewijzen geleverd. Hij kan het niet helpen dat de RDW het VIN op een van de balken van de bak heeft geplaatst en niet op het hoofdchassis van de aanhangwagen, wat nu wel gebruikelijk is. Het is niet meer dan logisch dat degene die de reparatie heeft uitgevoerd de verroeste balken er vanaf heeft gehaald en het ingeponste VIN niet heeft gezien. [appellant] heeft er geen moment aan gedacht dat het VIN op een van de balken van de bak zou zitten. Hij heeft aangevoerd dat de meest makkelijke en milieuvriendelijke oplossing is dat de RDW nu wel het VIN in het hoofdchassis ponst. Ook heeft hij naar voren gebracht dat hij kosten heeft gemaakt. Ter zitting heeft hij toegelicht dat hij de aanhangwagen dagelijks nodig heeft voor zijn werk, dat hij zich gedupeerd voelt en dat de wet hier niet voor is bedoeld.
4.1. De RDW heeft terecht erop gewezen dat onder meer op het papieren kentekenbewijs dat [appellant] in 2005 heeft ontvangen, de plaatsaanduiding van het VIN staat, te weten de rechterbalk. Niet in geschil is dat het VIN op die plaats ontbreekt, omdat [appellant] de balken heeft laten vervangen. Hij heeft niet gemotiveerd bestreden dat het een ingeslagen VIN betrof. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is niet van belang dat het VIN niet opzettelijk of onbewust is verwijderd. Verder heeft de RDW ter zitting toegelicht dat [appellant] de aanhangwagen voorafgaand aan de reparatie had kunnen aanbieden aan de RDW voor een vooronderzoek om identificatieproblemen te voorkomen. Deze informatie is te vinden op de website van de RDW. De Afdeling is van oordeel dat [appellant] door het niet laten uitvoeren van dat onderzoek het risico heeft genomen dat de aanhangwagen niet meer door de RDW kon worden geïdentificeerd. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:185, rechtsoverweging 5.4. Daarnaast is de rechtbank de RDW terecht gevolgd in haar standpunt dat het typeplaatje verwijderd is geweest en dat daardoor niet kan worden vastgesteld of dit bij de aanhangwagen hoort. 4.2. Gelet op het voorgaande heeft de RDW zich terecht op het standpunt gesteld dat de aanhangwagen niet te identificeren is, waardoor er geen VIN kan worden vastgesteld. Verder heeft de RDW gelet op haar vaste gedragslijn om bij het ontbreken van een VIN de tenaamstelling te laten vervallen, de tenaamstelling van de aanhangwagen terecht vervallen verklaard. De toepasselijke wet- en regelgeving biedt geen ruimte voor een belangenafweging. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:278, rechtsoverweging 10.1. De rechtbank heeft dit terecht overwogen. Het betoog faalt.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Sanchit-Premchand, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Sanchit-Premchand
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2020
691.
BIJLAGE - Wettelijk kader
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 1
[…]
3. Degene aan wie een kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig of een aanhangwagen wordt, tenzij anders blijkt, voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet beschouwd als eigenaar of houder van dat motorrijtuig of die aanhangwagen.
[…]
Artikel 36
[…]
5. Motorrijtuigen en aanhangwagens dienen overeen te komen met de gegevens in het voor het betrokken voertuig afgegeven kentekenbewijs en met de gegevens die omtrent het voertuig zijn opgenomen in het kentekenregister, tenzij krachtens artikel 71 een bepaalde afwijking van die gegevens is toegestaan.
Artikel 48
[…]
2. Inschrijving in het kentekenregister vindt slechts plaats indien het motorrijtuig of de aanhangwagen waarvoor de inschrijving wordt verlangd, overeenkomstig artikel 22 of 26 is goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg en, indien na die toelating wijziging is aangebracht in de bouw of inrichting van dat voertuig, die wijziging, behoudens in het geval dat geen goedkeuring is vereist, overeenkomstig artikel 99, eerste lid, of 100, eerste lid, is goedgekeurd voor toelating van het gewijzigde voertuig tot het verkeer op de weg.
Artikel 51a
[…]
3. Onverminderd het eerste en tweede lid, kan een tenaamstelling vervallen worden
verklaard:
[…]
f. in andere bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gevallen.
Artikel 52a
1. Ter bevestiging van de inschrijving in het kentekenregister en tenaamstelling bedoeld in artikel 48, eerste lid, wordt door de Dienst Wegverkeer een kentekenbewijs afgegeven.
[…]
Artikel 52c
1. Een kentekenbewijs verliest zijn geldigheid door:
a. het verval van de tenaamstelling in het kentekenregister;
[…]
Kentekenreglement
Artikel 40b
[…]
4. De Dienst Wegverkeer kan een tenaamstelling vervallen verklaren indien naar oordeel van deze dienst blijkt dat:
a. degene op wiens naam het voertuig is ingeschreven opgehouden is eigenaar, bezitter of houder van het voertuig te zijn;
[…]
Regeling voertuigen
Artikel 2.1
1. In het kader van een aanvraag tot inschrijving of tenaamstelling, een individuele goedkeuring of een door de Dienst Wegverkeer uitgevoerd onderzoek kan door de Dienst Wegverkeer het voertuigidentificatienummer worden vastgesteld.
2. Indien van een voertuig het voertuigidentificatienummer ontbreekt, teniet is gegaan of geheel of ten dele onleesbaar is geworden, kan door de Dienst Wegverkeer een voertuigidentificatienummer worden vastgesteld, toegekend en ingeslagen.
3. Het voertuigidentificatienummer wordt vastgesteld, toegekend en ingeslagen op de wijze, bepaald in bijlage I.
Bijlage I behorende bij artikel 2.1, derde lid, Regeling voertuigen
Artikel 1
In deze bijlage wordt verstaan onder:
[…]
voertuigidentificatienummer: gestructureerde combinatie van tekens die de voertuigfabrikant oorspronkelijk aan een voertuig heeft toegekend en heeft ingeslagen, dan wel dat door de Dienst Wegverkeer is ingeslagen, met het doel om, zonder gebruikmaking van verdere informatie, het voertuig eenduidig te identificeren.
Artikel 5
1. De vaststelling van het voertuigidentificatienummer, bedoeld in artikel 3, geschiedt aan de hand van het in het voertuig ingeslagen voertuigidentificatienummer of overige voertuigkenmerken op grond waarvan eenduidig het voertuigidentificatienummer kan worden herleid.
[…]
4. Indien één of meer hoofdonderdelen niet zijn te identificeren of indien blijkt dat één of meer hoofdonderdelen van diefstal afkomstig zijn, wordt geen voertuigidentificatienummer vastgesteld.
5. Indien naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer een voertuigidentificatienummer niet is vast te stellen, wordt geen voertuigidentificatienummer door deze dienst toegekend.
[…]
Artikel 12
Indien het voertuigidentificatienummer niet is vast te stellen op de wijze bedoeld in hoofdstuk 1 van deze bijlage, wordt geen voertuigidentificatienummer aangebracht.