ECLI:NL:RVS:2020:2208

Raad van State

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
202004478/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake last tot gebruik van juiste benaming en Euralcodes bij acceptatie van afvalstoffen

Op 10 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen Waddinxveense Groenrecycling Wagro B.V. en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Wagro had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 20 juli 2020, waarin het college hen onder oplegging van een dwangsom gelastte om bij de acceptatie van afvalstoffen de juiste benaming en Euralcodes te gebruiken. Wagro verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening was dat de gestelde begunstigingstermijn te kort was om aan de last te voldoen. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 28 augustus 2020 behandeld, waarbij Wagro werd vertegenwoordigd door mr. E.J.H. Plambeck en het college door drs. E.M. Herben en G. Flinterman.

Wagro stelde dat het aanpassen van de Euralcodes en het gebruik van andere benamingen voor de afvalstoffen veel tijd en moeite kostte, gezien het aantal dossiers dat aangepast moest worden. Het college daarentegen vond de begunstigingstermijn redelijk, omdat er al voorschriften waren die een registratiesysteem vereisten. De voorzieningenrechter oordeelde dat Wagro niet binnen de gestelde termijn aan de last kon voldoen en verlengde de begunstigingstermijn tot 1 december 2020. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan Wagro.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bedrijven om te voldoen aan milieuwetgeving en de rol van de voorzieningenrechter in het bieden van tijdelijke oplossingen in bestuursrechtelijke geschillen. De beslissing om de begunstigingstermijn te verlengen toont aan dat de rechter rekening houdt met de praktische uitvoerbaarheid van opgelegde lasten.

Uitspraak

202004478/1/R4.
Datum uitspraak: 10 september 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van Waddinxveense Groenrecycling Wagro B.V., gevestigd in Waddinxveen, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Wagro
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2020 heeft het college Wagro onder oplegging van een dwangsom gelast om, voor zover hier van belang, bij acceptatie van afvalstoffen de juiste benaming en Euralcodes te gebruiken.
Tegen dit besluit heeft Wagro bezwaar gemaakt.
Wagro heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Wagro heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 augustus 2020, waar Wagro, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. E.J.H. Plambeck, rechtsbijstandverlener in Alphen aan den Rijn, en het college, vertegenwoordigd door drs. E.M. Herben en G. Flinterman, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Wagro exploiteert een groenrecyclingsbedrijf. In het bedrijf worden afvalstoffen ingenomen die vervolgens worden verwerkt tot herbruikbare stoffen. Het college stelt zich op het standpunt dat in het voorjaar van 2020 is gebleken dat in het jaar 2019 de maximaal toegestane te accepteren hoeveelheden afvalstoffen zijn overschreden, dat de afvalstoffen onjuist werden benoemd en dat hieraan de verkeerde Euralcodes werden toegekend. Het college heeft daarom aan Wagro vijf lasten onder dwangsom opgelegd. In deze procedure is alleen van belang dat het college Wagro vanwege overtreding van artikel 10.40 van de Wet milieubeheer heeft gelast om binnen één maand maatregelen te treffen om de juiste benaming en Euralcodes bij acceptatie van de afvalstoffen te gebruiken. Als Wagro hier niet aan voldoet, moet zij een dwangsom betalen van € 500,00 per onjuiste Euralcode of niet herleidbare benaming van een afvalstof, tot een maximum van € 10.000,00. Het college heeft de begunstigingstermijn verlengd tot en met 11 september 2020.
2.    Wagro heeft de voorzieningenrechter verzocht om het besluit van 20 juli 2020, voor zover dat ziet op de hiervoor omschreven last, te schorsen.
3.    De vraag of Wagro artikel 10.40 van de Wet milieubeheer heeft overtreden, is bij uitstek een vraag die aan de orde moet komen in het besluit op bezwaar. Met de gegevens die de voorzieningenrechter thans voor handen heeft, zal de voorzieningenrechter zich beperken tot een beoordeling van het betoog van Wagro dat de gestelde begunstigingstermijn te kort is.
4.    Wagro betoogt dat de begunstigingstermijn te kort is om binnen die termijn aan de last te kunnen voldoen. Zij voert aan dat het aanpassen van de Euralcodes en het gebruiken van andere benamingen voor de afvalstoffen veel tijd en moeite kost, omdat een groot aantal dossiers, ongeveer 340, in het systeem moet worden aangepast. Ter onderbouwing van haar betoog heeft Wagro een brief overgelegd van ASOF, het softwarebedrijf dat Wagro zal ondersteunen bij het aanpassen van haar systeem. Hierin staat dat de volgende werkzaamheden moeten worden verricht: het informeren van alle klanten, zodat de chauffeurs zich met het juiste afvalstroomnummer/begeleidingsformulier melden bij de weegbrug, het aanmaken van nieuwe categorieën met de juiste Euralcode, het aanmaken van alle nieuwe afvalstroomnummers en het afsluiten van de oude nummers, het overnemen van alle prijzen en het koppelen daarvan aan het nieuwe nummer en het overzetten van het dossier naar het nieuwe nummer. Wagro stelt zich op het standpunt dat deze werkzaamheden in totaal ongeveer 510 uur zullen duren, hetgeen redelijkerwijs niet binnen de gestelde begunstigingstermijn haalbaar is. Volgens Wagro is het niet reëel om aan de last te voldoen door te volstaan met het bijhouden van de binnengekomen afvalstromen in een Excelbestand, omdat dit eveneens veel tijd zal kosten vanwege de extra manuele handelingen die dan elke dag verricht moeten worden in een verder geautomatiseerd systeem en het geen structurele oplossing biedt.
4.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de gestelde begunstigingstermijn meer dan redelijk is, omdat het hier een gedragsovertreding betreft waarvoor geen voorzieningen getroffen hoeven te worden. Binnen de inrichting is namelijk op grond van de voorschriften die horen bij de vergunning van 8 oktober 2015 een registratiesysteem verplicht, waarin van alle aangevoerde afvalstoffen die bij de be- of verwerking van afvalstoffen worden gebruikt, onder meer de juiste benaming en Euralcodes moeten worden vermeld. Het college stelt zich verder op het standpunt dat de last slechts toekomstgericht is en Wagro ook handmatig in Excel of een dergelijk programma de juiste gebruikelijke benaming en Euralcode van de binnengekomen afvalstoffen mag invoeren. Als Wagro later met terugwerkende kracht alles wil aanpassen in het systeem, dan mag dat, maar dat is geen onderdeel van de last, aldus het college.
4.2.    De voorzieningenrechter komen de door Wagro uiteengezette werkzaamheden die nodig zijn om het registratiesysteem aan te passen, de geschatte tijd die dit zal kosten en haar standpunt over het gebruik van een Excelbestand niet onaannemelijk voor. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat Wagro niet binnen de gestelde begunstigingstermijn aan de last kan voldoen.
Gelet hierop en bij afweging van alle betrokken belangen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot 1 december 2020. Daarbij heeft de voorzieningenrechter het in het bezwaarschrift door Wagro opgegeven aantal benodigde uren om aan de last kunnen voldoen, betrokken.
Het betoog slaagt.
5.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de begunstigingstermijn die is verbonden aan de aan Wagro bij het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 20 juli 2020, kenmerk 2020193188, opgelegde last om maatregelen te treffen om de juiste benaming en Euralcodes bij acceptatie van de afvalstoffen te gebruiken, wordt gesteld op 1 december 2020;
II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij Waddinxveense Groenrecycling Wagro B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.050,00 (zegge: duizendvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.    gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan Waddinxveense Groenrecycling Wagro B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,00 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.H.Y. Huijts, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2020
811.