5.2.2Bebouwing binnen bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:
a. agrarische bedrijfsgebouwen; met dien verstande dat een toename van de oppervlakte van dierenverblijven voor de uitoefening van een veehouderij niet is toegestaan;
b. agrarische bedrijfsbouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', kassen in de vorm van teeltondersteunende voorzieningen zijn binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat uitbreiding van kassen is uitgesloten ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel';
c. voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' in combinatie met 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen;
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf.
5.4.2Afwijking uitbreiding bebouwing ten behoeve van een veehouderij
1. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 teneinde een toename van de oppervlakte van dierenverblijven voor de uitoefening van een veehouderij toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bebouwing is niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk brabant';
b. de bebouwing is niet gelegen ter plaatse van ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij'. Dit geldt niet indien er sprake is van een grondgebonden veehouderij;
c. er zijn maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
d. de ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
e. de maatregelen als bedoeld onder c., in ieder geval voldoen aan de door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant gestelde nadere regels Verordening ruimte 2014 Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV), zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag, met dien verstande dat, indien deze regels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
f. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan de genoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke tenminste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
g. er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 ìg/m³;
h. er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de ontwikkeling;
i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
j. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document;
k. binnen gebouwen mogen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de begane grond gehouden worden, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
I. n aanvu[l]ling op het bepaalde onder a. tot en met k. is binnen het stalderingsgebied een toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen het bouwperceel voor een hokdierhouderij, door het oprichten of het in gebruik nemen van een gebouw als dierenverblijf, uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
2. de oppervlakte van de sanering onder 1. tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
3. de sanering onder 1. plaatsvindt in directe samenhang met het oprichten of in gebruik nemen van een gebouw als dierenverblijf en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
m. de vestiging van, de uitbreiding van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte dierenverblijf van geitenhouderijen is niet toegestaan, tenzij het verbod zoals opgenomen in de provinciale verordening is opgeheven;
n. bij een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, wordt voldaan aan de bepalingen zoals opgenomen onder a. tot en met m.