ECLI:NL:RVS:2020:2144

Raad van State

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
202004552/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling

Op 8 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had eerder, op 18 februari 2019, een aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. Echter, bij aanvullend besluit van 29 april 2020 werd de ingangsdatum van deze vergunning gewijzigd naar 29 augustus 2017. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 21 juli 2020 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit gegrond verklaard en de ingangsdatum vastgesteld op 29 oktober 2014.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de argumenten van beide partijen, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom heeft hij besloten om de door de rechtbank vastgestelde ingangsdatum van de vergunning niet in werking te laten treden totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.Th. Drop, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.

Uitspraak

202004552/2/V2.
Datum uitspraak: 8 september 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 21 juli 2020 in zaak nr. NL19.3545 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.
Bij aanvullend besluit van 29 april 2020 heeft de staatssecretaris de ingangsdatum van de verleende verblijfsvergunning gewijzigd in 29 augustus 2017.
Bij uitspraak van 21 juli 2020 heeft de rechtbank het tegen het besluit van 29 april 2020 door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover dat ziet op de ingangsdatum en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat de ingangsdatum van de vergunning wordt gesteld op 29 oktober 2014 en dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van dat besluit.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, advocaat te Utrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat de door de rechtbank vastgestelde ingangsdatum van de verleende vergunning nog niet in werking treedt totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de door de rechtbank vastgestelde ingangsdatum van de verleende vergunning niet in werking treedt voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Bossmann
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2020
307-920.