ECLI:NL:RVS:2020:2134

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2020
Publicatiedatum
4 september 2020
Zaaknummer
202003499/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Madestein-Vroondaal 3e herziening en geluidcontouren voor politietrainingscentrum

Op 7 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen de Nationale Politie en de gemeente Den Haag. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de raad van de gemeente Den Haag van 16 april 2020, waarbij het bestemmingsplan 'Madestein-Vroondaal 3e herziening' is vastgesteld. Dit bestemmingsplan herziet het eerdere bestemmingsplan 'Madestein-Vroondaal' uit 2015 en bevat onder andere wijzigingen in de geluidcontour van het politietrainingscentrum 'De Levende Have'. De politie vreest dat de wijziging van de geluidcontour negatieve gevolgen zal hebben voor de activiteiten van het trainingscentrum, dat zich richt op de training van honden en paarden en is gelegen aan de Oorberlaan 100 te Den Haag.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de politie om een voorlopige voorziening te treffen inhoudelijk behandeld. De politie heeft aangevoerd dat de vastgestelde geluidcontour niet juist is en in strijd is met een eerdere overeenkomst met de gemeente. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de politie geen zienswijze heeft ingediend over het ontwerpplan en dat de wijziging van de geluidcontour de politie in een nadeliger positie heeft gebracht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat de politie vreest dat de bouw van nieuwe woningen in de nabijheid van het trainingscentrum de bedrijfsvoering zal beperken.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om het besluit van de raad van de gemeente Den Haag te schorsen voor zover het betreft de aanduiding 'geluidzone-industrie'. Dit betekent dat de geluidcontour zoals die in het moederplan was opgenomen, blijft gelden. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de raad de proceskosten van de politie moet vergoeden. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de verdere ontwikkeling van het gebied en de bescherming van de activiteiten van het trainingscentrum.

Uitspraak

202003499/2/R3.
Datum uitspraak: 7 september 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon de Nationale Politie en Politie Eenheid Den Haag, beide gevestigd te Den Haag (hierna tezamen en in enkelvoud: de politie),
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 april 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Madestein-Vroondaal 3e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de politie beroep ingesteld.
De politie heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De politie, de raad, [belanghebbende], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Rotterdamse Ontwikkelings Maatschappij B.V. en de commanditaire vennootschap Grondexploitatiemaatschappij Vroondaal C.V. hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 augustus 2020, waar de politie, vertegenwoordigd door mr. A.M. Nijboer, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door F.A.G.M. Schermer en R. van den Ban, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Sakkee en J.W. de Jongh, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Rotterdamse Ontwikkelings Maatschappij B.V, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], en de commanditaire vennootschap Grondexploitatiemaatschappij Vroondaal C.V, vertegenwoordigd door [gemachtigde C], gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan herziet het bestemmingsplan "Madestein-Vroondaal" zoals dat bij besluit van 21 mei 2015 is gewijzigd (hierna: moederplan). Het moederplan moet volgens de plantoelichting op onderdelen worden gewijzigd om de verdere ontwikkeling van het gebied Madestein-Vroondaal mogelijk te kunnen maken. Een van de wijzigingen waarin het voorliggende plan voorziet, is de wijziging van de geluidcontour van "De Levende Have". Daartoe is op de verbeelding de begrenzing van de aanduiding "geluidzone-industrie" gewijzigd en is artikel 17, lid 17.2, in de planregels opgenomen.
3.    De Levende Have is een politietrainingscentrum voor honden en paarden. Het trainingscentrum is gevestigd aan de Oorberlaan 100 te Den Haag in de directe omgeving van het plangebied. De politie richt zich tegen de wijziging van de geluidcontour, omdat zij vreest dat het trainingscentrum daardoor in de activiteiten wordt beperkt.
Ontvankelijkheid
4.    De politie heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht. Ter zitting is besproken dat de begrenzing van de aanduiding "geluidzone-industrie" op de verbeelding is verkleind ten opzichte van het ontwerpplan. De politie is daardoor in een nadeliger positie gebracht ten opzichte van het ontwerpplan. Gelet hierop verwacht de voorzieningenrechter dat de Afdeling zal oordelen dat het beroep in zoverre ontvankelijk is. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het verzoek inhoudelijk te behandelen.
Spoedeisend belang
5.    Met het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen wil de politie voorkomen dat omgevingsvergunningen voor de bouw van nieuwe woningen kunnen worden verleend in de directe omgeving van het trainingscentrum waardoor het trainingscentrum in de bedrijfsvoering wordt beperkt. De politie heeft naar voren gebracht dat haar verzoek ziet op die delen van het plangebied die zijn gelegen binnen de contour van het maximale geluidniveau, uitgaande van woningen met een bouwhoogte van 15,4 m, zoals weergegeven op de door haar overgelegde afbeeldingen. Ter zitting is besproken dat het verzoek ziet op bijna het gehele plangebied ten noorden en ten zuiden van het trainingscentrum, waar de bouw van nieuwe woningen mogelijk is. Dit gebied wordt ook wel aangeduid als Vroondaal Noord II en Vroondaal Zuid II.
5.1.    De raad stelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang omdat er op dit moment geen concrete bouwplannen zijn voorzien binnen de huidige, op het moederplan gebaseerde, geluidcontour van 45 dB(A) met uitzondering van de bouw van 13 woningen aan de Madepolderweg in Vroondaal Zuid II. De raad stelt dat voor de bouw van deze woningen een omgevingsvergunning is verleend op basis van het moederplan en ook op basis van dat plan ten uitvoer kan worden gebracht. De politie heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, aldus de raad.
5.2.    Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het mogelijk dat een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend voor het bouwen van nieuwe woningen binnen de begrenzing van de aanduiding "geluidzone-industrie", zoals die was vastgesteld in het moederplan, maar buiten de begrenzing van de "geluidzone-industrie" zoals opgenomen in het voorliggende plan. Dat is het geval bij de bouw van de 13 woningen langs de Madepolderweg waarvoor reeds een vergunning is verleend en waarover het college van burgemeester en wethouders een besluit op bezwaar moet nemen. Het college van burgemeester en wethouders moet een besluit op bezwaar nemen met inachtneming van het op dat moment geldende bestemmingsplan. Wanneer de vaststelling van het voorliggende plan niet wordt geschorst, dan is het voorliggende plan het toetsingskader voor het besluit op bezwaar. Omdat de bouw van deze nieuwe woningen in het voorliggende plan niet binnen de begrenzing van de aanduiding "geluidzone-industrie" is voorzien, hoeft niet te worden getoetst aan de voorwaarden in artikel 17, lid 17.2, van de planregels om nieuwe geluidgevoelige functies te mogen realiseren. Er kunnen zich derhalve onomkeerbare gevolgen voordoen, zodat met het verzoek spoedeisend belang is gemoeid.
Voorlopige voorziening
6.    De politie betoogt dat de vastgestelde geluidcontour niet juist is en in strijd is met de door haar met de gemeente Den Haag gesloten overeenkomst van 28 oktober 2014. De politie voert aan dat bij de vaststelling van het plan ten onrechte rekening is gehouden met nieuw te treffen maatregelen ter beperking van de geluidhinder waarover nog afspraken moeten worden gemaakt en die nog moeten worden gerealiseerd. Ook is volgens de politie ten onrechte in het plan een geluidcontour van 50 dB(A) opgenomen terwijl een contour van 45 dB(A) was overeengekomen. De vastgestelde contour is daarnaast in strijd met een goede ruimtelijke ordening, omdat het trainingscentrum in de activiteiten wordt beperkt. De werkelijke geluidcontour is volgens de politie, uitgaande van de gerealiseerde maatregelen en de maximale bouwhoogte van de in het plan mogelijk gemaakte woningen, veel groter.
6.1.    De raad stelt dat in de overeenkomst van 28 oktober 2014 alleen afspraken zijn vastgelegd over de in het moederplan op te nemen contour. De raad stelt niet verplicht te zijn dezelfde contour in het voorliggende plan op te nemen. De overeenkomst vormt volgens de raad geen evidente privaatrechtelijke belemmering waardoor het plan niet had mogen worden vastgesteld. De raad stelt met de belangen van het trainingscentrum rekening te hebben gehouden door het opnemen van een 50 dB(A) geluidzone-industrie op de verbeelding en door artikel 17, lid 17.2 van de planregels.
6.2.    Artikel 17, lid 17.2, van de planregels luidt als volgt:
"Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie" mogen nieuwe geluidgevoelige functies worden gerealiseerd, op voorwaarde dat:
a. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe geluidsgevoelige functies de inrichting die verantwoordelijk is voor de betreffende contour gesaneerd is en/of;
b. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe geluidsgevoelige functies uit nader onderzoek is gebleken dat de inrichting die de betreffende contour veroorzaakte buitenwerking is gesteld en/of;
c. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe geluidsgevoelige functies de vergunde gebruiksruimte van Levende Have aan de Oorberlaan 100 op aanvraag van de Levende Have zodanig is gewijzigd, dat daardoor de geluidcontour feitelijk niet meer over de geprojecteerde geluidgevoelige functie valt en/of;
d. de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe geluidsgevoelige functies erin voorziet dat de uitvoering van de geprojecteerde geluidgevoelige functie zodanig is, dat op de binnen de contour geprojecteerde bouwdelen de wettelijke grenswaarden voor geluid niet van toepassing zijn, bijvoorbeeld door het gebruikmaken van een dove gevel of een vliesgevel en/of;
e. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe geluidgevoelige functies afdoende geluidswerende maatregelen zijn getroffen zodat daarmee aan de in de voor de Levende Have geldende vigerende omgevingsvergunning milieu opgenomen grenswaarden voor geluid kan worden voldaan."
6.3.    De contour die in het plan is opgenomen is geen geluidcontour als bedoeld in de Wet geluidhinder. De contour geeft aan binnen welk gebied artikel 17, lid 17.2, van de planregels van toepassing is. De raad heeft beoogd - zo is ter zitting aangegeven - in het plan een deel van een geluidzone van 50 dB(A) op te nemen die - via de plangrens - aansluit op de geluidzone van 45 dB(A) in het moederplan. Daartoe heeft de raad aan gronden in het plangebied de aanduiding "geluidzone-industrie" toegekend. Het plangebied omvat derhalve niet de gehele geluidzone. De vraag of wat de raad heeft beoogd met het plan is geregeld, leent zich niet voor beantwoording in deze procedure en zal in de bodemprocedure aan de orde komen.
6.4.    De overeenkomst van 28 oktober 2014 is opgesteld in het kader van het besluit van 21 mei 2015, waarbij het bestemmingsplan "Madestein-Vroondaal" is gewijzigd. De voorzieningenrechter acht het echter op voorhand niet uitgesloten dat in de besluitvorming over het voorliggende plan toch rekening had moeten worden gehouden met de overeenkomst. Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk op welke wijze de raad de overeenkomst in de beoordeling heeft betrokken en ook is niet op andere wijze duidelijk gemaakt op welke wijze de belangen van het trainingscentrum in het besluit tot vaststelling van het besluit zijn gewogen. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat de raad de begrenzing van de aanduiding "geluidzone-industrie" op de verbeelding deels heeft gebaseerd op geluidbeperkende maatregelen die nog moeten worden getroffen op het terrein van het trainingscentrum en waarvoor de medewerking van de politie is vereist. Over deze maatregelen lopen nog onderhandelingen en ten behoeve van die onderhandelingen wordt nog onderzoek uitgevoerd. Daarnaast is ter zitting gebleken dat de in het plan opgenomen contour mede is gebaseerd op de aanname dat een publiekrechtelijke toestemming wordt verleend. Dat betreft een maatwerkvoorschrift krachtens het Activiteitenbesluit milieubeheer, waarover nog geen besluit is genomen. Gelet hierop staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet vast dat het trainingscentrum als gevolg van het bouwen van nieuwe woningen in het plangebied niet in haar bedrijfsvoering wordt beperkt.
6.5.    Omdat inwerkingtreding van het bestreden besluit onomkeerbare gevolgen kan hebben, ziet de voorzieningenrechter, na afweging van de betrokken belangen, aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen als gevolg waarvan binnen de contour zoals die in het moederplan was opgenomen, onder de voorwaarden in artikel 17, lid 17.2, van de planregels, vergunning kan worden verleend voor de bouw van woningen. Met dien verstande dat in onderdeel e van die planregel moet worden gelezen "de voor de Levende Have verleende milieuvergunning uit 1999" in plaats van "de voor de Levende Have geldende vigerende omgevingsvergunning voor milieu".
De voorzieningenrechter ziet in wat de politie heeft aangevoerd en gelet op het verhandelde ter zitting geen aanleiding een groter deel van het plangebied te schorsen.
Conclusie
7.    Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
7.1.    Het plan wordt geschorst, voor zover het betreft de op de verbeelding weergegeven aanduiding "geluidzone-industrie". Voor het overige treedt het plan in werking, waarbij de aanduiding "geluidzone-industrie" zoals die was weergegeven op de verbeelding van het moederplan wordt toegevoegd. Voor de gronden binnen die zone geldt artikel 17, lid 17.2, van de planregels met dien verstande dat in onderdeel e van dat artikel moet worden gelezen "de voor de Levende Have verleende milieuvergunning uit 1999" in plaats van "de voor de Levende Have geldende vigerende omgevingsvergunning voor milieu".
Proceskosten
8.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Den Haag van 16 april 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Madestein-Vroondaal 3e herziening", voor zover het betreft de aanduiding "geluidzone-industrie" zoals weergegeven op de verbeelding;
II.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat:
- op de gronden binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Madestein-Vroondaal 3e herziening" de aanduiding "geluidzone-industrie" zoals weergegeven op de verbeelding bij het besluit van 21 mei 2015 tot wijziging van het bestemmingsplan "Madestein-Vroondaal" blijft gelden, en;
- artikel 17, lid 17.2, van de planregels op die gronden geldt, met die aanpassing dat in onderdeel e van dit artikel moet worden gelezen "in de voor De Levende Have verleende milieuvergunning uit 1999" in plaats van "in de voor de Levende Have geldende vigerende omgevingsvergunning milieu";
III.    veroordeelt de raad van de gemeente Den Haag tot vergoeding van bij de publiekrechtelijke rechtspersoon de Nationale Politie en Politie Eenheid Den Haag in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.050,00 (zegge: duizendvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
IV.    gelast dat de raad van de gemeente Den Haag aan de publiekrechtelijke rechtspersoon de Nationale Politie en Politie Eenheid Den Haag het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,00 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2020
590.