202003435/1/A3 en 202003435/2/A3.
Datum uitspraak: 4 september 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 27 mei 2020 in zaak nrs. 19/5454 en 20/1110 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2019 heeft het college een aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 5 september 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 mei 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 augustus 2020, waar [appellant], bijgestaan door mr. F.R.G. Keijzer, advocaat te Amsterdam, vergezeld door tolk L.S. Greveraars-Volkova, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Lo Fo Sang, zijn verschenen.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Inleiding
2. [appellant] is afkomstig uit Syrië. In 2016 heeft hij met hulp van de Stichting Secret Garden op basis van de toenmalige regeling 'Woningdelen' een driekamerwoning in Amsterdam gekregen, samen met een andere statushouder als huisgenoot. Volgens [appellant] woont sinds oktober 2018 ook de partner van zijn huisgenoot in de woning. Dit heeft volgens hem geleid tot spanningen, bedreigingen, ruzies en verbaal en fysiek geweld. Daarom heeft hij bij het college een urgentieverklaring aangevraagd.
Regelgeving
3. De relevante bepalingen uit de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (hierna: de Huisvestingsverordening) en de relevante gedeelten van Beleidsregel 5 - urgenties (hierna: de Beleidsregel) zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Besluiten van het college
4. Het college heeft de aanvraag van [appellant] afgewezen. Mede op basis van een advies van een GGD-arts heeft het college zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een levensontwrichtende situatie in de zin van de Beleidsregel. De gestelde psychische klachten zijn daarvoor onvoldoende. Verder is niet vast komen te staan, bijvoorbeeld aan de hand van aangiftes, dat sprake is van geweld of ernstige bedreiging.
Aangevallen uitspraak
5. De rechtbank heeft overwogen dat het college op basis van het advies van de GGD mocht weigeren een urgentieverklaring wegens medische redenen te verlenen. In de door [appellant] overgelegde stukken behoefde het college geen aanleiding te zien om de GGD om een aanvullend advies te vragen. De inhoud van de stukken geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de psychische problematiek van [appellant] dusdanig ernstig is dat sprake is van een levensontwrichtende situatie die maakt dat hij niet meer in staat is om zelfstandig te functioneren. Verder is niet komen vast te staan dat [appellant] slachtoffer is van huiselijk geweld en bedreiging door zijn huisgenoten. Uit de door [appellant] overgelegde politiemutatie blijkt slechts dat hij op 20 juni 2019 bij de politie melding heeft gemaakt van een incident dat is bestempeld als 'Ruzie/Twist'. Verder objectief bewijs ontbreekt. De stelling dat [appellant] slachtoffer is van geweld en bedreigingen is voor het overige namelijk gebaseerd op zijn eigen verklaringen en op verklaringen van anderen, voor wie hijzelf de informatiebron lijkt te zijn geweest. Het college mocht daarom weigeren een urgentieverklaring wegens sociale redenen te verlenen. Verder heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de weigering van de urgentieverklaring niet leidt tot een schrijnende situatie, zodat er geen aanleiding is voor toepassing van de hardheidsclausule.
Hoger beroep
6. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij zich in een levensontwrichtende situatie bevindt. Hij voert aan dat het college ten onrechte is uitgegaan van het advies van de GGD-arts. Uit de overgelegde stukken volgt volgens hem dat, anders dan in het advies van de GGD-arts staat, geen verbetering van de psychische situatie valt te verwachten zolang de woonsituatie niet is gewijzigd. Verder voert hij aan dat met de overgelegde stukken meer dan aannemelijk is gemaakt dat de huidige woonsituatie dusdanig gevaarlijk is, dat vervangende woonruimte met spoed geboden is. Daarnaast doet zich volgens hem een schrijnende situatie voor die aanleiding had moeten zijn voor toepassing van de hardheidsclausule. Hij voert daartoe aan dat hij inmiddels tweemaal op de spoedeisende hulp heeft gelegen na suïcidepogingen, die onomstotelijk te wijten zijn aan de ernstig verstoorde woonsituatie. Hij stelt dat de verstandhouding met de huisgenoot inmiddels zodanig is verstoord, waarbij fysiek geweld een erg grote rol begon te spelen, dat hij al langere tijd niet meer in de woning verblijft.
Oordeel van de voorzieningenrechter
7. Op grond van artikel 2.6.8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening kan het college een urgentieverklaring verlenen aan woningzoekenden die op grond van medische of sociale redenen dringend woonruimte nodig hebben. Dit is verder uitgewerkt in de Beleidsregel. In paragraaf 10 staat onder meer dat een urgentieverklaring kan worden verkregen als betrokkene ernstige medische problemen heeft of wordt geconfronteerd met geweld of ernstige bedreiging. Deze problemen moeten levensontwrichtend zijn en ertoe leiden dat betrokkene niet meer in staat is om zelfstandig te functioneren. Ook moet een zelfstandige woning een substantieel deel van de oplossing van de problemen zijn. Over de ernstige medische problemen, waaronder ook psychische problemen vallen, is in paragraaf 11 onder meer bepaald dat de problemen moeten worden veroorzaakt door de woonsituatie of dat de behandeling van de problemen aantoonbaar in hoge mate ongunstig wordt beïnvloed door de woonsituatie. Over geweld of ernstige bedreiging is in paragraaf 12 bepaald dat betrokkene de woning als gevolg van een levensbedreigende situatie door stelselmatig geweld of bedreiging acuut heeft moeten verlaten. De levensbedreigende situatie moet blijken uit een proces-verbaal van de politie, zo mogelijk aangevuld door gegevens van justitie.
8. Duidelijk is dat het college een strikt beleid voert bij het verlenen van urgentieverklaringen. De achtergrond daarvan is dat de sociale woningvoorraad in Amsterdam zeer beperkt is, terwijl het aantal woningzoekenden omvangrijk is en zij dus lang moeten wachten tot er een woning beschikbaar is. Daarom wil het college slechts in een beperkt aantal gevallen door het verlenen van een urgentieverklaring voorrang geven op andere woningzoekenden. De Afdeling heeft eerder overwogen dat dit strikte beleid niet onredelijk is (vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van 15 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:84). 9. De Huisvestingsverordening en de Beleidsregel bieden ruimte voor het verlenen van een urgentieverklaring in geval van psychische problemen. Op zichzelf betwist het college niet dat [appellant] psychische problemen heeft. Zoals [appellant] zelf stelt en zoals ook uit de overgelegde stukken blijkt, staat hij sinds 2018 onder psychische behandeling wegens depressieve symptomen en een posttraumatische stressstoornis (PTSS), veroorzaakt door hetgeen hij heeft meegemaakt in Syrië en op zijn vlucht uit Syrië. Om voor een urgentieverklaring in aanmerking te komen is echter meer nodig: de psychische problemen moeten levensontwrichtend zijn, ze moeten ertoe leiden dat [appellant] niet meer in staat is om zelfstandig te functioneren en ze moeten veroorzaakt worden door de woonsituatie dan wel de woonsituatie moet behandeling van de problemen aantoonbaar in hoge mate ongunstig beïnvloeden. Aan deze vereisten is niet voldaan als alleen de zojuist genoemde psychische problemen in aanmerking worden genomen, alleen al omdat ze niet samenhangen met de woonsituatie. Op zichzelf betwist [appellant] dit ook niet. [appellant] stelt echter dat de situatie in de woning heel onveilig voor hem is en dat dit ertoe leidt dat zijn psychische problemen niet kunnen worden behandeld. Volgens hem is zijn huisgenoot gewelddadig tegen hem en bedreigt zijn huisgenoot hem ook. Hij stelt dat hierdoor de psychische problemen toch samenhangen met de woonsituatie. Het college mocht zich op het standpunt stellen dat alleen op basis van objectieve gegevens kan worden aangenomen dat sprake is van geweld of bedreiging in de woning. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de door [appellant] overgelegde stukken niet zulke objectieve gegevens bevatten. Voor zover in de stukken, zowel in die van medisch deskundigen als in die van bekenden van [appellant], wordt ingegaan op de voor [appellant] problematische situatie in de woning, is dat enkel gebaseerd op hetgeen [appellant] daarover heeft verteld. Andere, meer objectieve gegevens zijn niet voorhanden. Met de overgelegde stukken heeft [appellant] daarom niet aannemelijk gemaakt dat ten tijde van het besluit van 5 september 2019 sprake was van geweldpleging en bedreiging in zijn woning. Dit is niet anders indien in aanmerking wordt genomen dat [appellant] inmiddels tweemaal een poging tot suïcide heeft gedaan. Dit zijn weliswaar aanwijzingen dat [appellant] nog steeds psychische problemen heeft, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat de situatie in de woning de oorzaak ervan is. Evenals de rechtbank is de voorzieningenrechter daarom van oordeel dat de overgelegde stukken geen grond zijn voor het oordeel dat het college niet op basis van het advies van de GGD-arts mocht weigeren een urgentieverklaring wegens ernstige medische redenen te verlenen. Ook is de voorzieningenrechter met de rechtbank van oordeel dat het college mocht weigeren een urgentieverklaring wegens geweld of ernstige bedreiging te verlenen.
10. Verder is de rechtbank [appellant] terecht niet gevolgd in het betoog dat het college met toepassing van de hardheidsclausule een urgentieverklaring had moeten verlenen. Het is weliswaar heel betreurenswaardig dat [appellant] inmiddels tweemaal een poging tot suïcide heeft gedaan, maar dit betekent nog niet dat weigering van een urgentieverklaring leidde tot een schrijnende situatie. Zoals hiervoor al is overwogen, is immers niet duidelijk dat de suïcidepogingen verband hielden met de woonsituatie van [appellant].
11. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat, voor zover [appellant] heeft gesteld dat de situatie in de woning sinds het besluit van 5 september 2019 is verslechterd, dit - zoals het college ter zitting ook heeft gesteld - reden kan zijn om opnieuw een urgentieverklaring aan te vragen. Bij de beoordeling van die aanvraag moet het college de actuele situatie in aanmerking nemen.
Slotoverwegingen
12. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
13. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2020
640.
BIJLAGE
Huisvestingsverordening Amsterdam 2016
Artikel 2.6.5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
[…]
3. Burgemeester en wethouders weigeren vervolgens het aangevraagde indien de aanvrager niet valt onder één van de in artikel 2.6.6 tot en met 2.6.8 opgenomen urgentiecategorieën.
[…]
Artikel 2.6.8 Overige regionale urgentiecategorieën
1. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 2.6.5, eerste en tweede lid, genoemde omstandigheden voordoet en de aanvrager tot tenminste één van de volgende urgentiecategorieën behoort:
[…]
b. woningzoekenden die op grond van medische of sociale redenen dringend woonruimte nodig hebben en niet behoren tot de in artikel 2.6.7 bedoelde urgentiecategorie;
[…]
Artikel 2.6.11 Hardheidsclausule
1. Burgemeester en wethouders zijn, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
[…]
Beleidsregel 5 - urgenties
10. Urgentiecategorie medische of sociale redenen (sociaal/medische urgentie HVV 2.6.8 lid 1b)
De aanvraag van urgentieverklaring op basis van dit artikel wordt beoordeeld op basis van de algemene weigeringsgronden.
a. Daarnaast kan de urgentie alleen worden verkregen als de aanvrager met één of meer van de volgende problemen wordt geconfronteerd:
I. Ernstige medische problemen
II. Dakloosheid of dreigende dakloosheid met zorg voor minderjarige kinderen
III. Inwonend met schoolgaande kinderen
IV. Geweld of ernstige bedreiging.
b. De bovengenoemde problemen zijn levensontwrichtend en leiden ertoe dat de aanvrager niet meer in staat is om zelfstandig te functioneren;
c. Een zelfstandige woning vormt een substantieel deel van de oplossing voor bovengenoemd probleem;
d. Indien het probleem niet of slechts beperkt opgelost wordt door een andere woonruimte, of als de aanvrager meer gebaat is bij inzet van een voorliggende voorziening (medische of psychische zorg, of begeleiding) wordt dat aanvraag afgewezen op grond van artikel 2.6.5 lid 1 d) of lid 1 f);
11. Aanvullende voorwaarden bij regel 10, lid a I (ernstige medische problemen)
a. De ernstige en levensontwrichtende aard van het medische probleem blijkt uit medische verklaringen van één of meer behandelend artsen of specialisten, welke door de GGD kunnen worden opgevraagd;
b. Psychische problemen zijn aantoonbaar chronisch, en de aanvrager moet op het moment van aanvraag minimaal 6 maanden onder behandeling zijn voor het betreffende medische probleem bij een GGZ instelling of vrijgevestigd psychiater in Nederland;
c. Het probleem wordt mede veroorzaakt door de woonsituatie, dan wel de behandeling van het probleem wordt aantoonbaar in hoge mate ongunstig beïnvloed door de woonsituatie;
d. Bij een chronische psychische stoornis kan de voorwaarde worden opgelegd dat de aanvrager of een lid van diens huishouden psychiatrische zorg of begeleiding aanvaardt.
13. Aanvullende voorwaarden ernstige bedreiging of geweld
a. De aanvrager heeft zijn of haar woning als gevolg van een levensbedreigende situatie door stelselmatig geweld of bedreiging acuut moeten verlaten;
b. De levensbedreigende situatie moet blijken uit een proces verbaal van de politie, zo mogelijk aangevuld door gegevens van justitie;
c. in geval van bedreiging en/of geweld door de ex-partner of huisgenoot moet de aanvrager een beroep gedaan hebben op de hierbij passende voorliggende voorzieningen, te weten inzet van een huisverbod, straatverbod of contactverbod voor de dader, of gebruik van een AWARE-veiligheidsvoorziening door de aanvrager van de urgentie;
d. In geval van geweld of bedreiging door een ander dan een ex-partner of huisgenoot, dient de aanvrager een verklaring van de politie te overhandigen waaruit blijkt dat de aanvrager uit veiligheidsredenen niet langer in de eigen woning kan verblijven, ook niet na een opgelegd of eventueel op te leggen straatverbod of contactverbod.