ECLI:NL:RVS:2020:2125
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf
Op 2 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 augustus 2016 aanvragen van twee vreemdelingen om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. Na een bezwaarprocedure had de staatssecretaris op 28 januari 2020 het bezwaar van de vreemdelingen opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag had op 10 augustus 2020 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen om binnen zes maanden DNA-materiaal te laten afstaan door de vreemdelingen op de vertegenwoordiging van een EU-lidstaat in Asmara. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdelingen heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de staatssecretaris niet verplicht is om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.M.H. Hoogvliet, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.