ECLI:NL:RVS:2020:2122
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdelingen tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 2 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, mede voor hun minderjarige kind, een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek volgde op de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 februari 2020. De vreemdelingen waren in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, die op 4 augustus 2020 hun beroepen ongegrond had verklaard.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er een beslissing op hun hoger beroep was genomen, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat het hoger beroep is beslist.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 525,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, met mr. M.E.E. Wolff als griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 september 2020.