ECLI:NL:RVS:2020:2062

Raad van State

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
26 augustus 2020
Zaaknummer
202004459/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel

Op 26 augustus 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 5 augustus 2020. De rechtbank had in deze zaak, die betrekking had op een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan de vreemdeling op 17 juli 2020, het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de uitspraak van de rechtbank gaat over een vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000. Volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000 kan tegen een dergelijke uitspraak geen hoger beroep worden ingesteld. De Raad van State concludeert dat, ondanks de onjuiste vermelding in de uitspraak van de rechtbank dat er wel hoger beroep mogelijk is, zij onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. Dit betekent dat de Raad van State niet in staat is om de zaak inhoudelijk te behandelen.

De beslissing van de Raad van State houdt in dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2020, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.

Uitspraak

202004459/1/V3.
Datum uitspraak: 26 augustus 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 5 augustus 2020 in zaak nr. NL20.14394 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2020 is aan de vreemdeling een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd.
Bij mondelinge uitspraak van 5 augustus 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De uitspraak van de rechtbank gaat over een vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 56 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000). Dat onder de uitspraak ten onrechte staat dat wel hoger beroep kan worden ingesteld, verandert dat niet.
2.    De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Verweij
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2020
765.