ECLI:NL:RVS:2020:2
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank in vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
Op 2 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 november 2019. De vreemdelingen waren op 14 oktober 2019 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank had de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard en hun verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de rechtsvragen die door de vreemdelingen waren opgeworpen, waaronder de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank en de openbaarmaking van deze uitspraak. De Raad van State heeft eerder in andere uitspraken, ECLI:NL:RVS:2019:4375 en ECLI:NL:RVS:2019:3410, relevante overwegingen geformuleerd die ook in deze zaak van toepassing zijn. De Raad concludeerde dat de rechtsvragen niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leiden.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 512,00 bedragen, toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 2 januari 2020.