ECLI:NL:RVS:2020:1784

Raad van State

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
202003594/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdelingen tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 19 mei 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid besluiten genomen waarbij aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling zijn genomen. De vreemdelingen, waaronder een minderjarig kind, hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 19 juni 2020 heeft de rechtbank de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden overgedragen voordat op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 juli 2020 uitspraak gedaan. De staatssecretaris heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting aangegeven zich niet te verzetten tegen het verzoek van de vreemdelingen. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat de vreemdelingen niet mogen worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn vastgesteld op € 525,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.E. van Laar LLM, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 juli 2020.

Uitspraak

202003594/2/V3.
Datum uitspraak: 29 juli 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdelingen], mede voor hun minderjarige kind,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 juni 2020 in zaak nrs. NL20.11056 en NL20.11058 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 19 mei 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 19 juni 2020 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben de vreemdelingen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist.
2.    Omdat de staatssecretaris zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek van de vreemdelingen, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden overgedragen voordat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Van Laar
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2020
345-946.