ECLI:NL:RVS:2020:1781
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende toegang tot Nederland
Op 1 juli 2020 is aan een vreemdeling de toegang tot Nederland geweigerd en is er een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 22 juli 2020 het beroep gegrond verklaarde. De rechtbank beval de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel en kende schadevergoeding toe aan de vreemdeling vanaf 16 juli 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep beslist.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 juli 2020 het verzoek van de staatssecretaris afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat, gelet op de aangevoerde argumenten, niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling zijn in overweging genomen, maar de voorzieningenrechter heeft besloten geen voorlopige voorziening te treffen. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 525,00, te betalen voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.