ECLI:NL:RVS:2020:1781

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
202004036/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende toegang tot Nederland

Op 1 juli 2020 is aan een vreemdeling de toegang tot Nederland geweigerd en is er een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 22 juli 2020 het beroep gegrond verklaarde. De rechtbank beval de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel en kende schadevergoeding toe aan de vreemdeling vanaf 16 juli 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep beslist.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 juli 2020 het verzoek van de staatssecretaris afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat, gelet op de aangevoerde argumenten, niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling zijn in overweging genomen, maar de voorzieningenrechter heeft besloten geen voorlopige voorziening te treffen. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 525,00, te betalen voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

202004036/3/V3.
Datum uitspraak: 23 juli 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 22 juli 2020 in zaak nr. NL20.13851 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2020 is de vreemdeling de toegang tot Nederland geweigerd. Bij besluit van dezelfde datum is aan de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 22 juli 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding vanaf 16 juli 2020 toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.    Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    wijst het verzoek af;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Verburg    w.g. Van Laar
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2020
551-872.