ECLI:NL:RVS:2020:1723

Raad van State

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
202003397/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 22 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen, die asiel hadden aangevraagd, waren het niet eens met de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 8 april 2020, waarin hun aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werden genomen. De rechtbank Den Haag had op 8 juni 2020 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelden en verzochten om een voorlopige voorziening.

De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden overgedragen totdat er op het hoger beroep was beslist. De staatssecretaris verzet zich niet tegen dit verzoek, wat leidde tot de beslissing van de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter bepaalde dat de vreemdelingen niet zouden worden overgedragen totdat er een beslissing was genomen op het hoger beroep. Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 525,00 bedroegen, te wijten aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in asielprocedures. De voorzieningenrechter heeft hiermee een belangrijke rol gespeeld in het waarborgen van deze rechten, door ervoor te zorgen dat de vreemdelingen niet in een onzekere situatie worden gebracht voordat er een definitieve uitspraak is gedaan in hun hoger beroep.

Uitspraak

202003397/2/V2.
Datum uitspraak: 22 juli 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 8 juni 2020 in zaken nrs. NL20.8528 en NL20.8545 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 8 april 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 8 juni 2020 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist.
2.    Omdat de staatssecretaris zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek van de vreemdelingen, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden overgedragen totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Wolff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2020
594.