ECLI:NL:RVS:2020:1703

Raad van State

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
202003691/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 22 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen, die aanvragen hadden ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, waren door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 april 2020 in hun aanvragen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag had op 25 juni 2020 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden overgedragen voordat er op het hoger beroep was beslist.

De staatssecretaris heeft in deze procedure geen verzet aangetekend tegen het verzoek van de vreemdelingen. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat de vreemdelingen niet mogen worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek, tot een bedrag van € 525,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen die in asielprocedures betrokken zijn, en de noodzaak om hen niet te overdragen voordat hun rechtsmiddelen zijn uitgeput.

Uitspraak

202003691/2/V3.
Datum uitspraak: 22 juli 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 25 juni 2020 in zaken nrs. NL20.9904, NL20.9909 en NL20.9912 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 30 april 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 25 juni 2020 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben de vreemdelingen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist.
2.    Omdat de staatssecretaris zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek van de vreemdelingen, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden overgedragen totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Van Laar
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2020
765.