ECLI:NL:RVS:2020:1699

Raad van State

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
202003685/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdeling tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 22 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 maart 2020 niet in behandeling was genomen. De rechtbank Den Haag had op 26 juni 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden overgedragen totdat er op het hoger beroep was beslist. De staatssecretaris verzet zich niet tegen dit verzoek, wat leidde tot de beslissing van de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter bepaalde dat de vreemdeling niet zou worden overgedragen totdat er een beslissing was genomen op het hoger beroep. Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdeling, die in dit geval € 525,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het treffen van voorlopige voorzieningen in asielzaken, vooral wanneer er onzekerheid bestaat over de uitkomst van hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft hiermee de rechten van de vreemdeling gewaarborgd en ervoor gezorgd dat hij niet in een onzekere situatie terechtkomt voordat er een definitieve uitspraak is gedaan.

Uitspraak

202003685/2/V3.
Datum uitspraak: 22 juli 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 26 juni 2020 in zaak nr. NL20.7719 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 26 juni 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist.
2.    Omdat de staatssecretaris zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek van de vreemdeling, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt overgedragen totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Van Laar
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2020
765.