ECLI:NL:RVS:2020:166
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 22 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 27 november 2019 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, verklaarde op 9 januari 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B. Snoeij, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals bepaald in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard, wat betekent dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 januari 2020.