ECLI:NL:RVS:2020:1643

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
201905994/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep geslachtsnaamswijziging kinderen na echtscheiding en onherroepelijke veroordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de minister voor Rechtsbescherming de aanvraag van [moeder] om een geslachtsnaamswijziging voor de kinderen heeft toegewezen. De minister heeft op 13 augustus 2018 besloten om de geslachtsnaam van de kinderen van [appellant] te wijzigen van '[achternaam appellant]' naar '[achternaam moeder]'. Dit verzoek werd gedaan door [moeder], die tot 3 december 2012 gehuwd was met [appellant]. De reden voor de geslachtsnaamswijziging is dat [appellant] onherroepelijk is veroordeeld voor het zonder toestemming van [moeder] meenemen van de kinderen naar Algerije. [moeder] wil met de wijziging voorkomen dat [appellant] opnieuw zonder haar toestemming de kinderen meeneemt.

De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. [appellant] betoogt dat de minister niet alle relevante feiten en omstandigheden in zijn besluitvorming heeft meegewogen, zoals de impact van de geslachtsnaamswijziging op de kinderen en de gezinssituatie. Hij stelt dat de kinderen gewend zijn aan zijn achternaam en dat de wijziging hun identiteitsontwikkeling kan verstoren. De minister heeft echter in zijn besluitvorming de onherroepelijke veroordeling van [appellant] en de psychische hinder voor de kinderen in aanmerking genomen, en heeft geoordeeld dat de geslachtsnaamswijziging in het belang van de kinderen is.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister terecht heeft besloten tot de geslachtsnaamswijziging. De rechtbank heeft voldoende vastgesteld dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden heeft meegewogen. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201905994/1/A3.
Datum uitspraak: 15 juli 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 26 juni 2019 in zaak nr. 18/4721 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister voor Rechtsbescherming.
Procesverloop
Bij besluit van 13 augustus 2018 heeft de minister de aanvraag van de [moeder] van de kinderen van [appellant] om een geslachtsnaamswijziging toegewezen.
Bij besluit van 8 november 2018 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juni 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2020, waar [appellant], bijgestaan door mr. M. Ahmadi, advocaat te Rotterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M. Ibrahim, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [moeder], tot 3 december 2012 gehuwd geweest met [appellant], heeft de minister op grond van het Besluit geslachtsnaamswijziging (hierna: het Besluit) gevraagd om de geslachtsnaam van hun [kinderen] te wijzigen van ‘[achternaam appellant]’ in ‘[achternaam moeder]’. [appellant] is onherroepelijk veroordeeld voor het voor zes maanden meenemen van zijn kinderen naar zijn geboorteland Algerije zonder de toestemming van [moeder]. [moeder] wil het door een geslachtsnaamswijziging van de kinderen voor [appellant] moeilijker maken om zonder haar toestemming de kinderen mee te nemen. De minister heeft het verzoek van [moeder] op grond van het toenmalige artikel 6 van het Besluit toegewezen.
Hoger beroep
2.    Volgens [appellant] heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden voldoende in zijn besluitvorming heeft meegewogen. Daartoe voert hij aan dat de minister de volgende feiten en omstandigheden bij zijn besluitvorming had moeten betrekken. Een geslachtsnaamswijziging komt de bestendigheid van de gezinssituatie niet ten goede. De kinderen zijn gewend aan de achternaam ‘[achternaam appellant]’ en het is onduidelijk of de kinderen zelf een geslachtsnaamswijziging willen of dat de wens van de kinderen is ingegeven door de wens van [moeder]. Een geslachtsnaamswijziging zal daarom de identiteitsontwikkeling van de kinderen verstoren. Het motief van [moeder] voor een geslachtsnaamswijziging is onduidelijk en lijkt voort te komen uit wraak, omdat [moeder] het verzoek om een geslachtsnaamswijziging pas heeft gedaan nadat hij familierechtelijke procedures voor een omgangsregeling is gestart. Daarnaast staat een geslachtsnaamswijziging in de weg bij het proces van herstel van vertrouwen tussen hemzelf en [moeder] en bij het toewerken naar meer contact met de kinderen. Een geslachtsnaamswijziging heeft ook tot gevolg dat de kinderen in Algerije minder rechten zullen hebben, bijvoorbeeld bij een erfenis. Dat de kinderen zodra zij meerderjarig zijn een verzoek kunnen indienen om de geslachtsnaamswijziging ongedaan te maken, is juist geen omstandigheid die de minister in zijn besluitvorming mag betrekken, aldus [appellant].
Beoordeling hoger beroep
3.    Artikel 6 van het Besluit luidde ten tijde van de besluiten van de minister: "Een verzoek tot geslachtsnaamswijziging (…), kan worden ingewilligd, indien de verzoeker aantoont dat het achterwege blijven van de geslachtsnaamswijziging de lichamelijke of geestelijke gezondheid van de betrokkene in ernstige mate zou schaden." De minister maakte toen bij de beoordeling van een aanvraag om een geslachtsnaamswijziging op grond van artikel 6 van het Besluit gebruik van een vaste gedragslijn die hij heeft neergelegd in de ‘Bijsluiter psychische hinder’ (hierna: de Bijsluiter). De Bijsluiter duidt ‘ernstige schade van geestelijke en/of lichamelijke gezondheid’ aan met het begrip ‘psychische hinder’. [moeder] hoeft de psychische hinder volgens de Bijsluiter niet met een verklaring van een deskundige aan te tonen als [appellant] onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een in de Bijsluiter opgenomen misdrijf tegen zijn kinderen. [appellant] is op 6 november 2012 door de rechtbank onherroepelijk veroordeeld wegens het opzettelijk onttrekken van zijn kinderen aan het over hen gestelde gezag, omdat [moeder] geen toestemming had gegeven om de kinderen mee te nemen naar Algerije. De minister heeft overeenkomstig de Bijsluiter op grond van deze onherroepelijke veroordeling psychische hinder mogen vaststellen en de minister was daarom op grond van artikel 6 van het Besluit bevoegd om de geslachtsnaam te wijzigen.
3.1.    Zoals uit het toegepaste artikel 6 van het Besluit blijkt, is het doel van de geslachtsnaamswijziging het voorkomen van geestelijke of lichamelijke schade. Het is aan [moeder] om namens [kinderen] te besluiten of zij gebruik wil maken van de mogelijkheid om de geslachtsnaam te wijzigen. Uit de onherroepelijke veroordeling van [appellant] volgt dat [kinderen] een belang hebben bij een geslachtsnaamswijziging om psychische hinder te voorkomen. Welk motief [moeder] namens haar kinderen vervolgens bij een geslachtsnaamswijziging precies heeft, hoeft de minister, anders dan [appellant] stelt, niet in zijn belangenafweging te betrekken. Dat zou anders zijn als [moeder] misbruik zou maken van de mogelijkheid om de geslachtsnaam van haar kinderen te wijzigen, maar [appellant] heeft dat niet aannemelijk gemaakt.
3.2.    Uit het besluit op bezwaar volgt dat de minister heeft onderzocht of de geslachtsnaamswijziging in het belang van de kinderen is. De bestendigheid van de gezinssituatie heeft de minister als een van de mee te wegen belangen bij het besluit mogen betrekken. De kinderen verblijven grotendeels bij hun moeder en zij vormen samen een gezin. Dat de kinderen dezelfde achternaam zullen krijgen als hun moeder wil, anders dan [appellant] stelt, niet zeggen dat deze geslachtsnaamswijziging de bestendigheid van de gezinssituatie schaadt. Gelet op de huidige gezinssituatie kan geslachtsnaamswijziging de bestendigheid daarvan ten goede komen, omdat de kinderen zich beter kunnen identificeren met de ouder bij wie zij daadwerkelijk verblijven. De rechtbank heeft terecht overwogen dat een wijziging van de geslachtsnaam niet zorgt voor een wijziging van de familierechtelijke betrekkingen en afstammingsbanden met [appellant]. De kinderen zullen, ongeacht hoe hun geslachtsnaam luidt en of zij al dan niet gewend zijn om de achternaam ‘[appellant]’ te voeren, weten wie hun biologische vader is. De minister heeft daarbij ook waarde mogen hechten aan de schriftelijke verklaringen van [kind A], aangezien zij ouder is dan twaalf jaar en de leeftijd heeft dat aan haar verklaringen betekenis toekomt. Zij heeft verklaard dat zij het prettiger vindt om de geslachtsnaam van haar moeder te hebben, omdat zij altijd bij haar moeder verblijft. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij ook nadat zij kennis heeft genomen van de bezwaren van haar vader instemt met het wijzigen van haar geslachtsnaam. Hoewel [kind B] jonger is dan twaalf jaar heeft ook hij verklaard dat hij het fijner vindt om zijn geslachtsnaam te wijzigen in ‘[achternaam moeder]’. De minister heeft er verder op gewezen dat de kinderen indien zij meerderjarig zijn, indien gewenst, zelfstandig kunnen verzoeken de geslachtsnaamswijziging ongedaan te maken. Zonder nadere toelichting treft de stelling van [appellant], dat de kinderen gewend zijn aan zijn achternaam en last zullen ondervinden van een geslachtsnaamswijziging geen doel. Datzelfde geldt voor een mogelijke verstoring van de omgang tussen [appellant] en [moeder] en zijn kinderen. [appellant] heeft zelf in de hand hoe hij met de geslachtsnaamswijziging van zijn kinderen omgaat en hoe hij zich tegenover zijn kinderen opstelt.
3.3.    Tot slot heeft [appellant] het betoog dat de geslachtsnaamswijziging ertoe zal leiden dat de kinderen in Algerije minder rechten zullen krijgen niet met gegevens of bescheiden gestaafd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat dit betoog reeds daarom niet kan slagen.
3.4.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden voldoende heeft meegewogen in zijn besluitvorming. Het betoog faalt.
Slotsom
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2020
582-960.