ECLI:NL:RVS:2020:1615

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
202003796/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 9 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De zaak betreft vreemdelingen die op 18 maart 2020 aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling zijn genomen. De vreemdelingen, waaronder een minderjarig kind, hebben hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij op 10 juli 2020 om 09:40 uur zouden worden overgedragen aan Frankrijk.

De rechtbank Den Haag had eerder op 9 juli 2020 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. De vreemdelingen hebben vervolgens hun verzoek tot voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank, die het verzoek ter behandeling heeft doorgezonden naar de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak. De staatssecretaris heeft in deze procedure een schriftelijke uiteenzetting gegeven en zich niet verzet tegen het verzoek van de vreemdelingen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek tot voorlopige voorziening toewijsbaar is, gezien het feit dat de staatssecretaris geen bezwaar heeft gemaakt tegen de toewijzing. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden overgedragen totdat op het hoger beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, tot een bedrag van € 525,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

202003796/2/V3.
Datum uitspraak: 9 juli 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kind,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 9 juli 2020 in zaken nrs. NL20.7058 en NL20.7060 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 18 maart 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 9 juli 2020 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
De vreemdelingen hebben krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen hun feitelijke uitzetting en de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek heeft de griffier van de rechtbank ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is bij de voorzieningenrechter van de rechtbank ingediend, terwijl bij de Afdeling hoger beroep openstond tegen de uitspraak van de rechtbank van 9 juli 2020 in de procedure over de besluiten van 18 maart 2020. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van de Afdeling, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 5 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:353, bij uitsluiting bevoegd om het bij de rechtbank ingediende verzoek in behandeling te nemen en staat tegen de feitelijke uitzetting geen bezwaar open.
2.    Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de vreemdelingen op 10 juli 2020 om 09:40 uur worden overgedragen aan Frankrijk.
3.    Omdat de staatssecretaris zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek van de vreemdeling, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
4.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden overgedragen totdat op het hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.
w.g. Wissels    w.g. Van Leeuwen
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2020
373.