BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Hoofdstuk 3. Bestemmingsplannen
2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Omgevingsverordening provincie Groningen 2016
Titel 2.3 Bundeling van verstedelijking
Artikel 2.11 Begripsbepalingen
In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. bebouwingslint: een lijnvormige verzameling van gebouwen, gesitueerd op meerdere bouwpercelen, langs een weg of vaart in het buitengebied met kleine afstanden tussen de bouwkavels;
b. bestaand stedelijk gebied: gebied dat geen deel uitmaakt van het op kaart 1 aangeduide buitengebied;
c. bestaand niet-agrarisch bedrijf: een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig bedrijf dat niet is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, inclusief houtteelt, of het houden van dieren;
d. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop volgens de regels van een bestemmingsplan of van een beheersverordening zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
e. bouwwerk: een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
f. buitengebied: gebied aangegeven op kaart 1;
g. bijbehorende bouwwerken: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
h. detailhandel: bedrijfsmatig te koop aanbieden en uitstallen van goederen met het oog op de verkoop voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan als een niet zelfstandig onderdeel van ondergeschikte aard van de hoofdfunctie;
i. erfinrichtingsplan: een plan waarin met toepassing van de maatwerkmethode in overleg met het betrokken bedrijf de omvang, situering en ruimtelijke inrichting van het bouwperceel en de landschappelijke inpassing van de bebouwing en opslag- of andere voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, zijn vastgelegd;
j. gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
k. hoofdgebouw: een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
l. karakteristieke gebouwen: gebouwen die kunnen worden beschouwd als onderdeel van het cultureel erfgoed vanwege hun cultuurhistorische, architectonische- en/of kunsthistorische waarde, situationele- en/of ensemblewaarde, gaafheid en/of herkenbaarheid of zeldzaamheid;
m. kleinschalig kamperen: kamperen in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie voor maximaal 25 tenten, vouwwagens, campers, toercaravans of huifkarren;
n. maatwerkmethode: methode van overleg via keukentafelgesprekken met als doel om op bedrijfsniveau overeenstemming te bereiken over omvang, situering en inrichting van het bouwperceel;
o. stedelijke ontwikkeling: nieuw ruimtebeslag ten behoeve van :
o niet-agrarische bedrijven, woningen, kantoren;
o voorzieningen voor de uitoefening van detailhandel, zaalsport en vrijetijdsbesteding , dienstverlening, horeca;
o instellingen voor onderwijs, zorg, cultuur, of bestuur;
o andere niet aan het buitengebied gebonden functies.
p. voorwaardelijke verplichting: regel in het bestemmingsplan die bepaalt dat het gebruik van gronden en bouwwerken slechts is toegestaan als maatregelen en/of voorzieningen zijn getroffen en in stand worden gehouden;
q. vrijgekomen gebouwen: gebouwen die blijvend zijn of worden onttrokken aan het gebruik waarvoor ze oorspronkelijk zijn opgericht en/of zijn bestemd.
Afdeling 2.3 Niet-functioneel aan het buitengebied gebonden functies, zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Artikel 2.13.1 Nieuwvestiging of uitbreiding van niet-functioneel aan het buitengebied gebonden functies
1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied bevat geen bestemmingen die voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
2. Het eerste lid is niet van toepassing:
a. op een stedelijke ontwikkeling die aansluit op het bestaand stedelijk gebied, op voorwaarde dat in de plantoelichting is aangetoond dat voor deze ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied geen ruimte beschikbaar is of na intensivering, revitalisering en herstructurering kan worden verkregen; of
b. als de ontwikkeling betreft:
• wetenschappelijk onderzoek door middel van het clustergewijs plaatsen van antennes en/of sensoren tot een hoogte van maximaal 3 meter;
• het winnen en opslaan van water, grondwater of delfstoffen;
• voorzieningen voor sport al dan niet in combinatie met bijbehorende voorzieningen op het gebied van cultuur, educatie, kinderopvang, verenigingsleven voor zover gesitueerd op, of aangrenzend aan een reeds bestaand sportcomplex;
• voorzieningen voor openbaar nut;
• gebouwen en bouwwerken voor terreinonderhoud en ondergeschikte ondersteunende functies op, of aangrenzend aan een openbaar toegankelijk park of begraafplaats;
• het plaatsen van meetvoorzieningen, waaronder de oprichting van maximaal zes meetmasten voor certificering van offshore en onshore testturbines en wetenschappelijk onderzoek, in het gebied dat op kaart 5 is aangeduid als 'testveld prototype offshore testturbines' en 'testveld onderzoekturbines';
• het gebruik van gronden voor de opvang van asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen;
• het plaatsen van voorzieningen voor onderzoek naar de opwekking van energie door middel van zweefvliegtuigen, binnen een gebied dat Gedeputeerde Staten hebben aangewezen als ‘Onderzoeksgebied opwekking energie door middel van zweefvliegtuigen’;
• paardenbakken voor hobbymatig gebruik.
Artikel 2.13.5 Uitbreiding van niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied, die niet zijn gevestigd in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing
1. In afwijking van artikel 2.13.1, eerste lid, kan een bestemmingsplan voorzien in de mogelijkheid tot:
a. uitbreiding van bebouwing van niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied tot een percentage dat niet meer mag bedragen dan 20% van de totale oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige bebouwing; en
b. uitbreiding van het bouwperceel tot een percentage dat niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel, waarbij rekening wordt gehouden met:
a. de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
b. de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
c. een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
d. het woon- en leefklimaat van direct omwonenden; en
e. het aspect nachtelijke lichtuitstraling.
2. In afwijking van artikel 2.13.1, eerste lid, kan een bestemmingsplan voorzien in de mogelijkheid tot:
a. uitbreiding van bebouwing van niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied tot een percentage dat meer mag bedragen dan 20% van de totale oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige bebouwing; en
b. uitbreiding van het bouwperceel tot een percentage dat meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel;
als in de plantoelichting verantwoord wordt dat:
1. redelijkerwijs niet op een andere locatie dan waar het bedrijf of de maatschappelijke voorziening is gevestigd in de ruimtebehoefte kan worden voorzien; en
2. aan het plan een erfinrichtingsplan ten grondslag ligt dat met toepassing van de maatwerkmethode is opgesteld onder begeleiding van een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur, indien de omvang van het bouwperceel niet groter wordt dan 0,5 hectare of een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur, indien de omvang van het bouwperceel groter wordt dan 0,5 hectare; en
3. rekening is gehouden met:
o de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
o de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
o een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
o het woon- en leefklimaat van direct omwonenden; en
o het aspect nachtelijke lichtuitstraling.
Planregels bestemmingsplan "Spijk - Oostpolderweg 11-13"
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In deze regels wordt verstaan onder:
1.21bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.65zorgboerderij:
een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van ten hoogste 6 personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten en kleinschalige ambachtelijke bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of bedrijfsmatige activiteiten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Dijkenlandschap
3.1Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Dijkenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het agrarisch grondgebruik met uitzondering van bosbouw en houtteelt;
b. cultuurgrond;
c. een paardrijdbak, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijdbak";
d. activiteiten ten behoeve van zorg, ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij";
e. gebouwen ten behoeve van zorg, ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij";
f. een schuilstal;
met daaraan ondergeschikt:
g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en archeologische waarden van het dijkenlandschap waaronder begrepen landschappelijke openheid en bodembescherming;
h. nutsvoorzieningen;
i. extensief dagrecreatief medegebruik;
j. wegen en paden;
k. sloten en/of andere watergangen;
l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2Bouwregels
3.2.1Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden zullen, behoudens een schuilstal en gebouwen ten dienste van de zorgboerderij, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
3.2.2Gebouwen ten behoeve van zorg
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van zorg gelden de volgende regels:
a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van zorgboerderij zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
c. de totale oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van de zorgboerderij zal ten hoogste 30 m² bedragen.
3.2.3Schuilstal
Voor het bouwen van schuilstallen gelden de volgende regels:
a. er zal ten hoogste één schuilstal worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van een schuilstal zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
c. de totale oppervlakte van de schuilstallen zal ten hoogste 25 m² bedragen.
3.2.4Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van perceelafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
b. de bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van de toegelaten paardrijbak zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de toegelaten paardrijdbak zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
d. het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is niet toegestaan.
3.3Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
b. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw en/of houtteelt;
c. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, anders dan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijdbak";
d. het gebruik van gebouwen ten behoeve van bewoning;
e. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij" voor activiteiten dan wel naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen activiteiten, anders dan weergegeven op de inrichtingsschets opgenomen in Bijlage 1 Inrichtingsschets
3.4.1Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
a. het aanplanten of verwijderen van bomen en/of houtgewas, niet zijnde erfbeplanting;
b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm;
c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik.
3.4.2Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud of normale agrarische gebruik betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en de archeologische waarden.
Artikel 4 Recreatie - Recreatiewoning
4.1Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een recreatiewoning;
b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning;
c. bed & breakfast met een daarbij behorende gebouw, ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast";
d. een zorgfunctie, ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij";
e. een paardenstal met de daarbijbehorende:
f. tuinen, erven en terreinen;
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2Bouwregels
4.2.1Recreatiewoningen
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
a. er zal ten hoogste één recreatiewoning worden gebouwd, waarbij de recreatiewoning tevens mag worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie;
b. de oppervlakte van een recreatiewoning zal ten hoogste 80 m² bedragen;
c. de goothoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
d. een recreatiewoning zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 15° en ten hoogste 60° zal bedragen.
4.2.2Gebouwen ten behoeve van bed & breakfast
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bed & breakfast gelden de volgende regels:
a. er zal ten hoogste één gebouw worden gebouwd;
b. het gebouw zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast";
c. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 25 m² bedragen;
d. de bouwhoogte van het gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.2.3Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:
a. er zal ten hoogste één aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping bij een recreatiewoning worden gebouwd;
b. de oppervlakte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 20 m² bedragen;
c. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
d. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of
een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
4.2.4Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de recreatiewoning ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, nadere eisen stellen aan de plaats, de aard en de afmetingen van de bebouwing, waarbij met name rekening zal worden gehouden met de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
b. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.
Planregels bestemmingsplan "Buitengebied-Noord"
In deze regels wordt verstaan onder:
1. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
Artikel 3: Agrarisch - Dijkenlandschap"
3.1.Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Dijkenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het agrarisch grondgebruik met uitzondering van bosbouw en houtteelt;
b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf";
c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een al dan niet in hoofdzaak niet - grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf";
d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van een bouwperceel;
e. de instandhouding van de monumentale waarde van de bomen, zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 1;
f. cultuurgrond;
g. mestopslag;
met daaraan ondergeschikt:
h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en archeologische waarden van het dijkenlandschap waaronder begrepen landschappelijke openheid en bodembescherming;
i. nutsvoorzieningen;
j. extensief dagrecreatief medegebruik;
k. wegen en paden;
l. sloten en/of andere watergangen;
m. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
n. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of de huisvesting van mindervaliden en/of zorgbehoeftigen;
o. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
p. kassen;
q. torensilo's;
r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken;
3.6.Afwijking van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
c. het bepaalde in lid 3.5 onder h in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bouwperceel, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbij behorende bouwwerken, mits:
1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
4. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen.
23.1.Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep en/of de huisvesting van mindervaliden en/of zorgbehoeftigen;
b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
c. water;
d. tuinen, erven en terreinen;
e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
f. de instandhouding van de monumentale waarde van de bomen wordt nagestreefd, voor zover deze zijn opgenomen in Bijlage 1.
23.2.Bouwregels
23.2.1.Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van een woonhuis, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 300 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen zal ten hoogste de oppervlakte van de woning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
d. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw en/of een vrijstaande overkapping zal per woning ten hoogste de oppervlakte van de woning met aan- en uitbouwen bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
e. het aantal hoofdgebouwen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen;
f. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zullen tenminste 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
g. vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen zullen geheel binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw worden gebouwd;
h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
23.3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, nadere eisen stellen aan de plaats, de aard en de afmetingen van de bebouwing, waarbij met name rekening zal worden gehouden met de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.4.Afwijking van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. het bepaalde in lid 23.2.1 onder h in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot 6,00 m, mits:
1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.