ECLI:NL:RVS:2020:1557

Raad van State

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
202003349/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf

Op 3 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 12 mei 2020 het beroep van een vreemdeling gegrond had verklaard. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke door de staatssecretaris op 16 februari 2018 was afgewezen. Na het ongegrond verklaren van het bezwaar door de staatssecretaris op 15 mei 2019, heeft de vreemdeling beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris binnen twaalf weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen.

In het hoger beroep dat de staatssecretaris heeft ingesteld, verzocht hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom heeft hij besloten om de voorlopige voorziening te treffen, waarbij de staatssecretaris niet verplicht is om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep.

De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze beslissing is genomen in het openbaar en is vastgesteld door de voorzieningenrechter en de griffier, waarbij de voorzieningenrechter verhinderd was om de uitspraak te ondertekenen.

Uitspraak

202003349/2/V2.
Datum uitspraak: 3 juli 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 12 mei 2020 in zaak nr. 19/4531 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 15 mei 2019 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 mei 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen twaalf weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering aan de uitspraak van de rechtbank hoeft te geven voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Bossmann
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2020
393.