ECLI:NL:RVS:2020:154
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel
Op 20 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 4 december 2019 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 23 december 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ali, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan zonder de zaak op zitting te behandelen, wat volgens artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet mogelijk is voor hoger beroep. De Raad van State concludeert dat het hoger beroep niet in behandeling kan worden genomen, omdat het verbod op hoger beroep alleen kan worden doorbroken als er sprake is van een oneerlijk proces, wat in dit geval niet aan de orde is. De Afdeling bestuursrechtspraak verklaart zich daarom onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 januari 2020, waarbij mr. N. Verheij als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.