ECLI:NL:RVS:2020:147
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening mvv door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 20 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 november 2017 was afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 18 maart 2019. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 4 december 2019 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitspraak van de rechtbank niet vereist dat de staatssecretaris de gevraagde mvv moet verlenen, en dat de uitvoering van de uitspraak geen onomkeerbare gevolgen zou hebben.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgelopen tot € 525,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 januari 2020.