ECLI:NL:RVS:2020:1424

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
17 juni 2020
Zaaknummer
201903324/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de kaart Wet ammoniak en veehouderij door Provinciale Staten van Drenthe en de gevolgen voor omgevingsvergunningen voor veehouderijen

Op 17 juni 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de wijziging van de kaart Wet ammoniak en veehouderij door Provinciale Staten van Drenthe centraal stond. De wijziging, die op 13 december 2017 werd doorgevoerd, had tot gevolg dat bepaalde gebieden, die als zeer kwetsbaar waren aangewezen, niet langer in de bufferzone voor veehouderijen vielen. Dit leidde tot de mogelijkheid om een veehouderij te vestigen op een perceel tussen de woonwijk Bargeres in Emmen en het Noordbargerbos. De appellanten, bestaande uit drie bewoners, waren het niet eens met deze wijziging en stelden beroep in tegen de besluiten van Provinciale Staten van Drenthe van 13 december 2017 en 13 maart 2019, die de kaart Wav wijzigden.

De Afdeling heeft de beroepen tegen het besluit van 13 december 2017 als niet-ontvankelijk verklaard, omdat de appellanten niet binnen de wettelijke termijn van zes weken beroep hadden ingesteld. De appellanten voerden aan dat zij niet op de hoogte waren van de mogelijkheid om beroep in te stellen, maar de Afdeling oordeelde dat zij redelijkerwijs op de hoogte hadden moeten zijn van deze mogelijkheid. Het beroep van de eerste appellant werd ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat het besluit van 13 maart 2019 niet betrekking had op het perceel dat hij wilde beschermen.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften en de noodzaak voor appellanten om zich bewust te zijn van hun rechtsmiddelen. De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, aangezien de beroepen niet-ontvankelijk waren verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op 17 juni 2020.

Uitspraak

201903324/1/A1.
Datum uitspraak: 17 juni 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend in [woonplaats],
2.    [appellant sub 2], wonend in [woonplaats],
3.    [appellant sub 3], wonend in [woonplaats],
en
Provinciale Staten van Drenthe,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2017 hebben Provinciale Staten de kaart Wet ammoniak en veehouderij van Drenthe (hierna: de kaart Wav) gewijzigd.
Bij besluit van 13 maart 2019 hebben Provinciale Staten de kaart Wav opnieuw gewijzigd.
Tegen deze besluiten hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
Provinciale Staten hebben een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2020, waar zijn verschenen:
-    [appellant sub 1B], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en [appellant sub 1A];
-    [appellant sub 3];
-    het college, vertegenwoordigd door mr. I.J. Wind-Middel, advocaat in Groningen, en A. Venekamp;
-    [partij A] en [partij B].
Overwegingen
Inleiding
1.    Op de kaart Wav worden voor verzuring gevoelige gebieden die liggen in de Ecologische Hoofdstructuur als zeer kwetsbaar aangewezen. Daarnaast wordt een zogenoemde bufferzone van 250 m rondom de kwetsbare gebieden gehanteerd. Gelet op artikel 4 van de Wet ammoniak en veehouderij (hierna: de Wav) mag er geen omgevingsvergunning voor het oprichten van een veehouderij worden verleend, als die veehouderij ligt binnen de als zeer kwetsbaar aangewezen gebieden en/of de bufferzone.
Bij besluit van 13 december 2017 hebben Provinciale Staten, voor zover hier van belang, de kaart Wav in die zin gewijzigd, dat het perceel tussen de woonwijk Bargeres in Emmen en het Noordbargerbos niet langer in de bufferzone ligt. Deze wijziging leidt ertoe dat de kaart Wav geen belemmering meer vormt voor het oprichten van een veehouderij op dat perceel. Het was de bedoeling om het perceel van [appellant sub 1], kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie […], nummer […], wel nog binnen de bufferzone te laten vallen, maar dat was per abuis niet gebeurd. Bij besluit van 13 maart 2019 hebben Provinciale Staten de kaart Wav daarom opnieuw gewijzigd, zodat het perceel van [appellant sub 1] weer binnen de bufferzone is komen te liggen.
Beroepen
2.    [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] zijn het niet eens met de besluiten van 13 december 2017 en 13 maart 2019, omdat zij niet willen dat het mogelijk is om een veehouderij op het perceel tussen de woonwijk Bargeres in Emmen en het Noordbargerbos te vestigen. Zij zijn hier daarom tegen opgekomen. De Afdeling zal eerst de beroepen tegen het besluit van 13 december 2017 behandelen en daarna de beroepen tegen het besluit van 13 maart 2019.
Besluit van 13 december 2017
3.    Op grond van de artikelen 6:7 en 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken vanaf de dag na die waarop het besluit bekend is gemaakt. Op grond van artikel 6:11 van de Awb is een beroepschrift dat later is ingediend toch ontvankelijk als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In dat geval bestaat er een geldige reden waarom iemand niet binnen zes weken beroep heeft ingesteld.
4.    Het besluit van 13 december 2017 is gepubliceerd op 22 december 2017. De beroepstermijn liep daarom tot en met 2 februari 2018.
[appellant sub 3] en [appellant sub 2] hebben beiden op 16 mei 2019 beroep ingesteld tegen het besluit van 13 december 2017. Het beroep van [appellant sub 1] is ingesteld op 24 april 2019. Zij hebben dan ook geen van allen binnen de wettelijke beroepstermijn beroep ingesteld.
5.    [appellant sub 3] en [appellant sub 2] hebben geen redenen aangevoerd waarom zij te laat beroep hebben ingesteld. Er is dan ook geen aanleiding om te oordelen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim zijn geweest. Hun beroepen tegen het besluit van 13 december 2017 zijn daarom niet-ontvankelijk.
6.    [appellant sub 1] betoogt dat hij niet wist dat hij tegen het besluit van 13 december 2017 beroep in kon stellen, omdat er geen rechtsmiddelenclausule onder het besluit stond. Toen hij in 2019 van Provinciale Staten hoorde dat hij beroep in kon stellen tegen het besluit van 13 maart 2019, begreep hij pas dat hij ook beroep in had kunnen stellen tegen het besluit van 13 december 2017 en heeft hij dat alsnog gedaan.
6.1.    Hoewel er inderdaad ten onrechte geen rechtsmiddelenclausule onder het besluit van 13 december 2017 staat, is de Afdeling van oordeel dat [appellant sub 1] wist, of moet worden geacht te hebben geweten, dat hij tegen dat besluit beroep in kon stellen. Provinciale Staten hebben namelijk naar aanleiding van de door hem ingediende zienswijze over het ontwerpbesluit op 18 oktober 2017 aan [appellant sub 1] een brief gestuurd waarin staat dat als het definitieve besluit is gepubliceerd en ter inzage is gelegd, vanaf dat moment de mogelijkheid bestaat om daartegen beroep aan te tekenen. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat niet redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest. Het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 13 december 2017 is daarom niet-ontvankelijk.
Het betoog faalt.
7.    Omdat de beroepen tegen het besluit van 13 december 2017 niet-ontvankelijk zijn, kan er niet worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de gronden tegen dit besluit.
Het besluit van 13 maart 2019
8.    Het besluit van 13 maart 2019 is gepubliceerd op 18 maart 2019. Dit betekent dat de beroepstermijn liep tot en met 29 april 2019. [appellant sub 3] en [appellant sub 2] hebben allebei beroep ingesteld op 16 mei 2019 en dus buiten de beroepstermijn. Zij hebben geen redenen aangevoerd waarom niet redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat zij in verzuim zijn. Hun beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk.
9.    [appellant sub 1] heeft wel op tijd beroep ingesteld tegen het besluit van 13 maart 2019. Desalniettemin moet zijn beroep, om een andere reden, niet-ontvankelijk worden verklaard. [appellant sub 1] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 maart 2019, omdat hij wil voorkomen dat het perceel tussen de woonwijk Bargeres in Emmen en het Noordbargerbos buiten de bufferzone valt, zodat er geen veehouderij op dat perceel kan worden geëxploiteerd. Het besluit van 13 maart 2019 ziet echter niet op dit perceel. Ook als het besluit vernietigd zou worden, zou het betreffende perceel dus niet weer binnen de bufferzone komen te liggen. [appellant sub 1] kan daarom met zijn beroep niet bereiken wat hij wil bereiken. Om die reden heeft hij geen belang bij een behandeling van zijn beroep en is dat beroep
niet-ontvankelijk.
10.    De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 1] tegen het besluit van 13 maart 2019 zijn niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de Afdeling ook niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de gronden tegen dit besluit.
Conclusie en proceskosten
11.    De beroepen tegen de besluiten van 13 december 2017 en van 13 maart 2019 zijn niet-ontvankelijk.
12.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H.Y. Huijts, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2020
811.