ECLI:NL:RVS:2020:138

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
17 januari 2020
Zaaknummer
202000005/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in vreemdelingenbewaring

Op 17 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 22 november 2019 in vreemdelingenbewaring geplaatst. Tegen deze beslissing had hij beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 24 december 2019 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling heeft niet toegelicht waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem onjuist is. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.

Als gevolg hiervan heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 januari 2020, waarbij mr. N. Verheij als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in aanwezigheid van mr. D. van Leeuwen, de griffier.

Uitspraak

202000005/1/V3.
Datum uitspraak: 17 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 24 december 2019 in zaak nr. NL19.30072 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 24 december 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van Leeuwen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2020
373.