ECLI:NL:RVS:2020:132
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en niet-ontvankelijkheid van het beroep
Op 16 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was in beroep gegaan tegen een besluit van de rechtbank Den Haag, die op 6 januari 2020 het beroep ongegrond had verklaard en het verzoek om schadevergoeding had afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Moszkowicz, heeft hoger beroep ingesteld, maar de Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet gericht was tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling heeft niet voldoende onderbouwd waarom de uitspraak van de rechtbank onjuist zou zijn, waardoor de Afdeling geen inhoudelijk oordeel kon geven over het hoger beroep. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 16 januari 2020.