ECLI:NL:RVS:2020:126

Raad van State

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
16 januari 2020
Zaaknummer
201908655/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 16 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 31 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 7 januari 2019, heeft de rechtbank op 31 oktober 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.K. Bhadai, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, aangezien de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak volgens haar onjuist zou zijn. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de vreemdeling niet in haar verzoek wordt ontvangen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 januari 2020.

Uitspraak

201908655/1/V2.
Datum uitspraak: 16 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 oktober 2019 in zaak nr. 19/798 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 7 januari 2019 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 oktober 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van de Sluis
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2020
802-920.