ECLI:NL:RVS:2020:1210
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel met terugwijzing naar rechtbank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 17 oktober 2019 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 22 september 2019 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 13 mei 2020 geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte geen beslissing heeft genomen op het verzoek van de vreemdeling om heropening van het onderzoek. De rechtbank had erkend dat zij per ongeluk niet op dit verzoek had gereageerd voordat zij haar uitspraak deed. De grief van de vreemdeling slaagde, en het hoger beroep werd gegrond verklaard.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moet nemen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 525,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.