202000808/1/V1.
Datum uitspraak: 13 mei 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 9 januari 2020 in zaak nr. 19/9395 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
het COa.
Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2019 heeft het COa de vreemdeling overgeplaatst naar de Extra Begeleidings- en Toezicht Locatie (hierna: EBTL) te Hoogeveen.
Bij uitspraak van 9 januari 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft het COa hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.D. Kupelian, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. Deze uitspraak gaat over de overplaatsing van de vreemdeling naar de EBTL. De staatssecretaris heeft de vreemdeling krachtens artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000 een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. Die maatregel - en de schadevergoeding die de rechtbank in dit verband heeft toegekend - blijft hier buiten beschouwing, omdat daartegen ingevolge artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 geen hoger beroep openstaat.
2. Het COa heeft de vreemdeling op 6 augustus 2019 overgeplaatst naar de EBTL, omdat hij gedrag heeft vertoond dat een grote impact heeft op medebewoners van het asielzoekerscentrum en personeel van het COa. Hij was namelijk betrokken bij een nachtelijke vechtpartij. Eerder getroffen maatregelen naar aanleiding van overtredingen van de huisregels, schending van de meldplicht en terugkerend agressief gedrag hebben volgens het COa niet geleid tot gedragsverbetering. De vreemdeling is op 17 augustus 2019 met onbekende bestemming vertrokken uit de EBTL. Op 18 augustus 2019 heeft de politie hem gearresteerd op verdenking van het plegen van een misdrijf. Vervolgens heeft de vreemdeling drie maanden in strafrechtelijke detentie gezeten. Na zijn vrijlating heeft de vreemdeling zich gemeld bij het asielzoekerscentrum in Ter Apel waarna het COa hem opnieuw naar de EBTL heeft overgeplaatst. Aan deze overplaatsing heeft het COa dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd als die aan de eerdere overplaatsing naar de EBTL ten grondslag lagen.
3. De rechtbank heeft overwogen dat het COa zich ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het noodzakelijk is de vreemdeling opnieuw over te plaatsen naar de EBTL. Het COa heeft volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de vreemdeling ook in de periode na zijn vertrek uit de EBTL gedrag heeft vertoond dat overplaatsing naar de EBTL rechtvaardigt.
4. Het COa bestrijdt de onder 3 weergegeven overwegingen van de rechtbank. In de enige grief betoogt het COa dat het bij de hernieuwde overplaatsing naar de EBTL terecht heeft volstaan met de motivering die ten grondslag lag aan de overplaatsing op 6 augustus 2019. Omdat de vreemdeling slechts elf dagen in de EBTL heeft verbleven, heeft het COa niet kunnen beoordelen of de vreemdeling zijn gedrag dusdanig heeft verbeterd dat overplaatsing naar een reguliere opvanglocatie in de rede zou liggen, aldus het COa.
4.1. Dit betoog slaagt. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft het COa de overplaatsing van de vreemdeling naar de EBTL deugdelijk gemotiveerd. Zoals het COa terecht betoogt, stellen medewerkers van het COa een persoonlijk begeleidingsplan op met iedere vreemdeling die in de EBTL verblijft. In beginsel verblijven vreemdelingen vier tot twaalf weken in de EBTL. In die periode evalueren medewerkers van het COa om de vier weken het gedrag van vreemdelingen. Daarbij beoordelen zij of een vreemdeling zich in lijn met zijn persoonlijk begeleidingsplan heeft gedragen. Laat een vreemdeling gedragsverbetering zien en heeft hij geen nieuwe incidenten veroorzaakt, dan behoort terugkeer naar een reguliere opvanglocatie tot de mogelijkheden. Gedraagt een vreemdeling zich niet in overeenstemming met zijn persoonlijk begeleidingsplan, dan stelt het COa dat plan bij.
Zoals het COa terecht betoogt, konden deze evaluatiemomenten door toedoen van de vreemdeling zelf niet plaatsvinden, omdat hij de EBTL al na elf dagen heeft verlaten en vervolgens drie maanden in strafrechtelijke detentie heeft gezeten. De vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn gedrag, dat aanleiding heeft gegeven tot overplaatsing naar de EBTL, na vertrek uit de EBTL heeft verbeterd. Daarom heeft het COa in het besluit van 22 november 2019 terecht volstaan met de motivering die ten grondslag lag aan de eerdere overplaatsing naar de EBTL.
De grief slaagt.
5. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond. Het COa hoeft geen proceskosten te vergoeden. Omdat de griffier geen griffierecht heeft geheven, hoeft het COa dat ook niet te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 9 januari 2020 in zaak nr. 19/9395;
III. verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.
w.g. Van Eck w.g. De Keizer
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2020
282-941.