ECLI:NL:RVS:2020:1034
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- M.T. Annen
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep inzake aanvragen verblijfsvergunning asiel
Op 8 april 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de hoger beroepen van drie vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 26 maart 2020. De vreemdelingen hadden beroep ingesteld tegen het uitblijven van besluiten op hun aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank had de beroepen gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zeven weken na verzending van de uitspraak alsnog besluiten bekend te maken. Tevens was de staatssecretaris een dwangsom opgelegd van € 100,00 per dag voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,00.
De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. W. Spijkstra, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan zonder de zaken op zitting te behandelen, wat betekent dat tegen zo'n uitspraak geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Afdeling heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van de hoger beroepen kennis te nemen. Dit betekent dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 8 april 2020.