ECLI:NL:RVS:2020:10
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
Op 6 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling. De vreemdeling was bij besluit van 21 oktober 2019 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, had op 11 november 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van de Raad van State werd ingegaan op twee grieven van de vreemdeling. De eerste grief betrof de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank, welke reeds eerder was behandeld in een andere uitspraak van de Raad van State. De Afdeling concludeerde dat deze grief faalde. De tweede grief had betrekking op de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank, die ook eerder was behandeld. Hoewel de klacht terecht was, leidde dit niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 525,00, dat geheel toe te rekenen was aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 januari 2020.