ECLI:NL:RVS:2020:1
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake opvangverzoek
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had op 13 december 2018 een verzoek ingediend om passende opvang te verlenen, waarop de staatssecretaris reageerde. De vreemdeling stelde hiertegen beroep in bij de rechtbank, maar zijn beroep werd ongegrond verklaard in de uitspraak van 19 juli 2019. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft op 3 januari 2020 uitspraak gedaan. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarnaast werd opgemerkt dat er geen gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit was, waardoor verzoeken om dwangsommen buiten de omvang van het geding vielen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vaststelling van dwangsommen af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.